ECLI:NL:RBZWB:2022:4597
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het invorderingsbesluit van dwangsommen door de rechtbank
Op 9 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J. van Groningen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reimerswaal. Eiser had beroep ingesteld tegen een invorderingsbesluit van het college, dat betrekking had op verbeurde dwangsommen van in totaal € 40.000,-. Het college had het te innen bedrag verlaagd naar € 30.000,- na bezwaar van eiser. De rechtbank heeft op 28 juni 2022 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en vertegenwoordigers van het college aanwezig waren.
De rechtbank heeft beoordeeld of het college redelijkerwijs kon overgaan tot invordering van de dwangsommen. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen de last onder dwangsom, die was opgelegd vanwege het niet voldoen aan de omgevingsvergunning. De rechtbank concludeert dat de rechtsvordering tot betaling van de dwangsom niet was verjaard op het moment van invordering, en dat het college geen onrechtmatige beslissing had genomen door de invordering voort te zetten. Eiser had ook aangevoerd dat de invordering niet op hem, maar op zijn zoon verhaald kon worden, maar de rechtbank oordeelde dat de last onder dwangsom gericht was aan eiser in natuurlijke persoon.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zich in een positie heeft gebracht waarin hij geen financiële middelen heeft om de dwangsommen te betalen, maar dat dit geen reden is om van invordering af te zien. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het invorderingsbesluit van het college. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.