ECLI:NL:RBZWB:2022:4576

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 augustus 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
BRE 22/1204
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar wegens overschrijding bezwaartermijn

Op 12 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland. De belanghebbende had een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die op 3 februari 2022 had besloten het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd.

De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet of de beschikking. De heffingsambtenaar had niet aangetoond dat de aanslag tijdig was verzonden, waardoor de rechtbank oordeelt dat het bezwaar wel degelijk ontvankelijk was. De rechtbank wijst erop dat het aan de heffingsambtenaar is om de verzending van de aanslag aan de belanghebbende aannemelijk te maken.

De rechtbank draagt de heffingsambtenaar op om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen. Tevens moet de heffingsambtenaar het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is aangetoond dat de belanghebbende kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/1204

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 augustus 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [woonplaats] , belanghebbende

en

De heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 3 februari 2022.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk gegrond is.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet of van de voor bezwaar vatbare beschikking. Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop dat aanslagbiljet of die beschikking is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een bezwaarschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Wanneer het bezwaarschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de post wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb onder voorwaarden ook tijdig ingediend. Die voorwaarden zijn dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de heffingsambtenaar is ontvangen. De rechtbank wijkt alleen van dit laatste uitgangspunt af als op grond van vaststaande feiten aannemelijk is dat het bezwaarschrift later dan de laatste dag van de termijn op de post is gedaan.Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, moet het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Belanghebbende heeft gesteld de aanslag pas later te hebben ontvangen, omdat het niet aan hem was geadresseerd. Het is dan aan de heffingsambtenaar om de verzending van de aanslag aan belanghebbende aannemelijk te maken. De heffingsambtenaar heeft, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, geen verweerschrift of op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend en daarmee dus niet aannemelijk gemaakt dat de aanslag bekend is gemaakt op de datum van de dagtekening. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep tegen de uitspraak op bezwaar is dus gegrond en de uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd. De heffingsambtenaar moet met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit nemen.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet de heffingsambtenaar aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling voor de beroepsfase, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat belanghebbende kosten heeft gemaakt voor de beroepsfase die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- draagt de heffingsambtenaar op een nieuwe uitspraak op bezwaar te doen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 50,- aan belanghebbende te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 12 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde uitspraak op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.