ECLI:NL:RBZWB:2022:4575
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn in belastingzaak
In de zaak tussen de belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 augustus 2022 uitspraak gedaan. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 1 oktober 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval eindigde de termijn op 12 november 2021. De belanghebbende heeft het beroepschrift echter pas op 15 november 2021 op de post gedaan, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend. De rechtbank heeft geen verontschuldigingen voor deze te late indiening geaccepteerd.
Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat de belanghebbende ook beroep heeft ingesteld tegen de afwijzing van een verzoek om ambtshalve vermindering. De rechtbank heeft geoordeeld dat tegen deze afwijzing eerst bezwaar gemaakt moet worden voordat beroep kan worden ingesteld, tenzij partijen instemmen met direct beroep. Aangezien de inspecteur heeft verzocht om de zaak door te zenden, is ook dit beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft besloten dat het beroepschrift, voor zover het betrekking heeft op de afwijzing, moet worden doorgezonden naar de inspecteur als een bezwaarschrift. De rechtbank heeft in deze procedure geen inhoudelijke beoordeling van de aanslag kunnen maken en heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd.