ECLI:NL:RBZWB:2022:4575

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 augustus 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
BRE 21/4952
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn in belastingzaak

In de zaak tussen de belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 augustus 2022 uitspraak gedaan. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 1 oktober 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval eindigde de termijn op 12 november 2021. De belanghebbende heeft het beroepschrift echter pas op 15 november 2021 op de post gedaan, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend. De rechtbank heeft geen verontschuldigingen voor deze te late indiening geaccepteerd.

Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat de belanghebbende ook beroep heeft ingesteld tegen de afwijzing van een verzoek om ambtshalve vermindering. De rechtbank heeft geoordeeld dat tegen deze afwijzing eerst bezwaar gemaakt moet worden voordat beroep kan worden ingesteld, tenzij partijen instemmen met direct beroep. Aangezien de inspecteur heeft verzocht om de zaak door te zenden, is ook dit beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft besloten dat het beroepschrift, voor zover het betrekking heeft op de afwijzing, moet worden doorgezonden naar de inspecteur als een bezwaarschrift. De rechtbank heeft in deze procedure geen inhoudelijke beoordeling van de aanslag kunnen maken en heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belanghebbende
zaaknummer: BRE 21/4952

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 augustus 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [woonplaats] , belanghebbende

(gemachtigde: T.F.M.W. Dreverman),
en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 1 oktober 2021 beroep ingesteld.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de post wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb onder voorwaarden ook tijdig ingediend. Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als op de enveloppe een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het beroepschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 1 oktober 2021 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 12 november 2021.
Belanghebbende heeft het beroepschrift met de post verstuurd. Gelet op het poststempel gaat de rechtbank ervan uit dat het beroepschrift op 15 november 2021 op de post is gedaan. Belanghebbende heeft gesteld dat het beroepschrift op 12 november 2021 is verzonden, maar heeft geen (objectief) bewijs aangeleverd waaruit dat volgt. Het beroepschrift is bij de rechtbank ontvangen op 16 november 2021. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Belanghebbende heeft hiervoor geen andere reden aangevoerd dan dat het beroepschrift op 12 november 2021 is verzonden. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Ambtshalve beslissing
In dezelfde brief als waarin de beslissing op bezwaar staat, heeft de inspecteur beslist om niet aan het verzoek om ambtshalve vermindering van belanghebbende tegemoet te komen. De rechtbank begrijpt uit het beroepschrift dat belanghebbende ook tegen deze beslissing opkomt.
Tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering (de afwijzing) moet als uitgangspunt eerst bezwaar worden gemaakt voordat beroep kan worden ingesteld. Dit is anders indien partijen instemmen met direct beroep. De inspecteur heeft in zijn brief van 4 mei 2022 verzocht om de zaak door te zenden. Het beroep tegen de afwijzing is daarmee kennelijk niet-ontvankelijk.
Het beroepschrift moet voor zover het betrekking heeft op de afwijzing worden doorgezonden naar de inspecteur zodat deze het in behandeling kan nemen als een bezwaarschrift. De mededeling aan belanghebbende is hierbij gegeven. De feitelijke doorzending van het beroepschrift zal achterwege blijven, omdat de inspecteur reeds over dit beroepschrift beschikt.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank in deze procedure niet aan een inhoudelijke beoordeling van de aanslag toekomt.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- draagt de inspecteur op het beroepschrift in behandeling te nemen als een bezwaarschrift tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 12 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.