ECLI:NL:RBZWB:2022:4573
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken volmacht en gronden in belastingzaak
Op 12 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 22/1092, waarin belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. A. Bennenbroek, beroep heeft ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst met betrekking tot een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat mr. A. Bennenbroek geen machtiging heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij bevoegd is om namens belanghebbende beroep in te stellen. Daarnaast ontbraken de gronden van het beroep in het beroepschrift, wat in strijd is met de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft mr. A. Bennenbroek eerder verzocht om deze verzuimen te herstellen, maar dit is niet gebeurd binnen de gestelde termijn.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54 van de Awb, dat het mogelijk maakt om zonder zitting uitspraak te doen als het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar de relevante artikelen van de Awb, die vereisen dat een gemachtigde een machtiging indient en dat het beroepschrift de gronden van het beroep vermeldt. Aangezien aan deze vereisten niet is voldaan, heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.