ECLI:NL:RBZWB:2022:4569

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 augustus 2022
Publicatiedatum
8 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 22_3428
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijke niet-ontvankelijkheid van beroep inzake handhaving tegen verhuurder en procesbelang

Op 8 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand. De eiser, die een woning huurt van een verhuurder, had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het college van 24 mei 2022, waarin het college het handhavingsverzoek van de eiser had afgewezen. Eiser stelde dat de verhuurder in strijd met het Bouwbesluit handelde door zonnepanelen op het dak van de woning te plaatsen, waardoor daglichttoetreding via een dakraam onmogelijk zou worden. Het college verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk, omdat tijdens de hoorzitting was gebleken dat de verhuurder voornemens was een dakraam te plaatsen, waardoor eiser geen procesbelang meer zou hebben.

De rechtbank oordeelde dat het college terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. Eiser had geen actueel en reëel belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn bezwaar, aangezien de verhuurder had toegezegd een dakraam te realiseren. De rechtbank benadrukte dat enkel een principieel belang niet voldoende is voor het aannemen van procesbelang. Eiser had ook geen bewijs geleverd dat hij uit zijn woning gezet zou worden, zoals hij vreesde. De rechtbank verklaarde het beroep daarom kennelijk ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3428

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 augustus 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand(het college).

Procesverloop

Eiser heeft tegen de beslissing op bezwaar van het college van 24 mei 2022 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.

Overwegingen

1. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
2. Eiser huurt een woning van [naam verhuurder] . Op 8 september 2021 heeft eiser het college verzocht om handhavend op te treden tegen handelen van [naam verhuurder] . Volgens eiser verhuurt [naam verhuurder] zijn het dak van zijn woning voor het plaatsen van zonnepanelen. Dit is volgens eiser in strijd met het Bouwbesluit, omdat daglichttoetreding door middel van een dakraam daardoor onmogelijk wordt gemaakt. Bij besluit van 30 november 2021 heeft het college dat handhavingsverzoek afgewezen. Volgens het college blijkt uit de vergunning voor het bouwen van de woning dat de zolder geen verblijfsruimte is en daarom niet hoeft te voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit die gelden voor verblijfsruimten. Eiser heeft daar bezwaar tegen gemaakt. In het bestreden besluit heeft het college dat bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, vanwege het ontbreken van procesbelang. Volgens het college is namelijk tijdens de hoorzitting in bezwaar is gebleken dat [naam verhuurder] over zal gaan tot het plaatsen van een dakraam.
3. Eiser stelt in beroep dat hij het niet eens is met de niet-ontvankelijkverklaring. Uit de door eiser overgelegde stukken begrijpt de rechtbank dat hij vindt dat hij belang heeft bij het verkrijgen van bestuursrechtelijke zekerheid over de vraag of zijn zolder wel of geen woonfunctie heeft. Eiser schrijft dat hij daar belang heeft, omdat hij vreest dat hij door [naam verhuurder] uit zijn woning gezet zal worden. Eiser vindt dat hij en medebewoners in zijn straat bestuursrechtelijk beschermd moeten worden tegen de willekeur van woningbouwvereniging [naam verhuurder] en het college.
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) is sprake van procesbelang wanneer het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar- of beroep nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het resultaat voor de indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. [1] Uit de stukken begrijpt de rechtbank dat [naam verhuurder] gedurende de bezwaarprocedure heeft toegezegd voornemens te zijn om een dakraam te realiseren in de woning van eiser. Dit wordt door eiser ook niet betwist. Gelet daarop had eiser redelijkerwijs geen belang meer bij een oordeel over zijn handhavingsverzoek. Uit de door eiser aangevoerde gronden blijkt dat hij principieel vastgesteld wil zien of zijn zolder wel of geen verblijfsruimte is. Gelet op de hiervoor aangehaalde jurisprudentie heeft verweerder terecht besloten dat eiser geen actueel en reëel belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn bezwaar. Uit een brief van [naam verhuurder] van 14 maart 2022 blijkt ook niet dat hij uit zijn woning gezet zal worden, zoals eiser stelt. Die brief is een reactie van [naam verhuurder] op een verzoek om toestemming van eiser voor het aanbrengen van verschillende voorzieningen in zijn woning.
5. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier. De uitspraak is gedaan op 8 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.ABRvS 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:599, r.o. 4.2.