ECLI:NL:RBZWB:2022:4517

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 augustus 2022
Publicatiedatum
5 augustus 2022
Zaaknummer
BRE-22-1115
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn in belastingzaak

In de zaak tussen de belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 augustus 2022 uitspraak gedaan. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 23 december 2021, die betrekking had op de ambtshalve vermindering van de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval eindigde de termijn op 3 februari 2022, maar de belanghebbende heeft pas op 17 februari 2022 beroep ingesteld.

De belanghebbende voerde aan dat hij tot 16 februari 2022 in quarantaine had gezeten in Portugal vanwege Covid-19, maar deze stelling was niet onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat het de verantwoordelijkheid van de belanghebbende was om te zorgen voor een adequate postverwerking, vooral bij een langer verblijf in het buitenland. De rechtbank concludeerde dat de reden voor de termijnoverschrijding geen verontschuldiging vormde en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/1115

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 augustus 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [woonplaats] , belanghebbende,

en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 23 december 2021 (de uitspraak op bezwaar) beroep ingesteld. Het beroep ziet op de beschikking ambtshalve vermindering inzake de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2016 met aanslagnummer [aanslagnummer] .

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 23 december 2021 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 3 februari 2022.
Belanghebbende heeft op 17 februari 2022 digitaal via e-mail beroep ingesteld. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de reden voor de termijnoverschrijding Belanghebbende voert aan dat hij tot 16 februari 2022 in Portugal in quarantaine heeft gezeten wegens Covid-19. Deze stelling van belanghebbende is verder op geen enkele wijze onderbouwd en het is dan ook niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende niet in staat is geweest tijdig een beroepschrift in te dienen of een ander in te schakelen om dit namens belanghebbende te doen. De rechtbank betrekt daarbij in haar oordeel dat het bij een – onverwacht – langer verblijf in het buitenland op de weg van belanghebbende ligt om te zorgen voor een adequate postverwerking. De door belanghebbende gegeven reden is dan ook geen verontschuldiging voor dit verzuim.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 5 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.