ECLI:NL:RBZWB:2022:4517
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn in belastingzaak
In de zaak tussen de belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 augustus 2022 uitspraak gedaan. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 23 december 2021, die betrekking had op de ambtshalve vermindering van de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval eindigde de termijn op 3 februari 2022, maar de belanghebbende heeft pas op 17 februari 2022 beroep ingesteld.
De belanghebbende voerde aan dat hij tot 16 februari 2022 in quarantaine had gezeten in Portugal vanwege Covid-19, maar deze stelling was niet onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat het de verantwoordelijkheid van de belanghebbende was om te zorgen voor een adequate postverwerking, vooral bij een langer verblijf in het buitenland. De rechtbank concludeerde dat de reden voor de termijnoverschrijding geen verontschuldiging vormde en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.