ECLI:NL:RBZWB:2022:4516
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan een belanghebbende met een gehandicaptenparkeerkaart
Op 5 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die op 11 oktober 2021 een naheffingsaanslag parkeerbelasting had opgelegd. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat de auto van de belanghebbende, die voorzien was van een gehandicaptenparkeerkaart, op 12 juli 2021 omstreeks 21:39 uur was geconstateerd zonder dat parkeerbelasting was voldaan. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van de belanghebbende ongegrond, waarop de belanghebbende in beroep ging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de auto van de belanghebbende stond geparkeerd in een gebied waar parkeerbelasting verschuldigd is. De belanghebbende stelde dat hij geen parkeerbelasting verschuldigd was omdat hij parkeerde met een gehandicaptenparkeerkaart, maar de rechtbank oordeelde dat de locatie waar de auto stond geparkeerd, was aangewezen als een plek waar betaald parkeren geldt. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag had opgelegd, omdat de belanghebbende niet had aangetoond dat hij recht had op vrijstelling van parkeerbelasting.
De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en oordeelde dat hij geen recht had op terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.