ECLI:NL:RBZWB:2022:4471

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 augustus 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
BRE 21_3213
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak

Op 5 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de invorderingsambtenaar van de gemeente Tilburg, onder zaaknummer BRE 21/3213. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de invorderingsambtenaar. Echter, op 17 november 2021 trok de belanghebbende het beroep in, omdat uit de reactie van het bestuursorgaan op een WOB-verzoek bleek dat het voertuig fout geparkeerd stond. De belanghebbende verzocht de rechtbank om een veroordeling tot vergoeding van de proceskosten, waarop de invorderingsambtenaar reageerde dat de belanghebbende zelf had gekozen om het beroepschrift in te trekken.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overwoog dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Indien een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank concludeerde echter dat er geen aanwijzingen waren dat de invorderingsambtenaar tegemoet was gekomen aan het beroep van de belanghebbende.

Daarom werd het verzoek om vergoeding van de proceskosten als kennelijk ongegrond afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak, en er werd informatie gegeven over de mogelijkheid tot het indienen van een verzetschrift indien men het niet eens was met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/3213

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 augustus 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [woonplaats] , belanghebbende

(gemachtigde: A.P.J. van Hamond),
en

De invorderingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de invorderingsambtenaar.

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen een uitspraak op bezwaar van de invorderingsambtenaar beroep ingesteld.
Bij brief van 17 november 2021 heeft belanghebbende het beroep ingetrokken omdat uit de reactie van het bestuursorgaan met betrekking tot een ingediend WOB-verzoek bleek dat het betreffende voertuig fout geparkeerd stond. Belanghebbende heeft verzocht om een veroordeling tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de invorderingsambtenaar in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
De invorderingsambtenaar heeft de rechtbank meegedeeld dat belanghebbende er zelf voor heeft gekozen om met eigen redenen het beroepschrift in te trekken.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is niet gesteld of gebleken dat de invorderingsambtenaar tegemoet is gekomen aan het beroep van belanghebbende. Dat belanghebbende aan de door hem ontvangen gegevens uit een WOB-procedure bepaalde conclusies verbindt, kan daarmee niet op één lijn worden gesteld.
Het verzoek wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 5 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.