ECLI:NL:RBZWB:2022:4470
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak tussen belanghebbende en heffingsambtenaar
In de uitspraak van 5 augustus 2022 door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, enkelvoudige kamer, is de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg veroordeeld tot het vergoeden van proceskosten aan de belanghebbende. De zaak betreft een beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar door de heffingsambtenaar, welke uitspraak op bezwaar dateert van 17 augustus 2021. De belanghebbende heeft in een brief van 29 maart 2022 aangegeven dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag alsnog heeft vernietigd, waarna het beroep door de belanghebbende is ingetrokken met het verzoek om proceskostenvergoeding.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De partijen zijn overeengekomen dat de belanghebbende recht heeft op een bedrag van € 1.130, bestaande uit kosten voor het bezwaarschrift, beroepschrift, griffierecht en kosten gerelateerd aan de naheffingsaanslag. De rechtbank heeft echter beslist dat de heffingsambtenaar niet kan worden veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de kosten van de naheffingsaanslag, omdat de wet dit niet toestaat. De heffingsambtenaar heeft wel aangegeven dat de naheffingsaanslag wordt vernietigd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de heffingsambtenaar veroordeeld tot een proceskostenvergoeding van € 1.028,- aan de belanghebbende. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Indien een partij het niet eens is met deze uitspraak, kan binnen zes weken een verzetschrift worden ingediend bij de rechtbank.