ECLI:NL:RBZWB:2022:442
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en gedoogbeleid
Op 9 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente. De zaak betreft een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan de belanghebbende was opgelegd op 11 januari 2021, omdat hij geen parkeerbelasting had voldaan terwijl zijn auto geparkeerd stond op een aangewezen parkeerplaats. De belanghebbende maakte bezwaar tegen de naheffingsaanslag, maar dit werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 26 januari 2022 was de belanghebbende afwezig, maar de heffingsambtenaar was vertegenwoordigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende op het moment van de controle niet had voldaan aan de verplichting om parkeerbelasting te betalen. De belanghebbende voerde aan dat hij vanwege de landelijke sluiting van scholen en de drukte van het hebben van drie schoolgaande kinderen, niet op de hoogte was van de gedoogtijden en daardoor vergeten was om te betalen. De heffingsambtenaar stelde echter dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat de belanghebbende op een tijdstip had geparkeerd dat niet binnen de gedoogtijden viel.
De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende had moeten betalen voor het parkeren, ongeacht zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.