ECLI:NL:RBZWB:2022:4267

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
29 juli 2022
Zaaknummer
AWB- 21_1589
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep tegen omgevingsvergunning voor verbouwing van landbouwschuur tot woning

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juli 2022, wordt het beroep van eisers tegen een verleende omgevingsvergunning voor het verbouwen van een landbouwschuur tot woning beoordeeld. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, omdat eisers geen procesbelang hebben bij de inhoudelijke behandeling van het beroep. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 4 maart 2021 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom is verleend. Eisers, die naast de vergunninghouder wonen, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar zijn inmiddels verhuisd en hebben geen procesbelang meer.

De rechtbank behandelt de ontvankelijkheid van het beroep en stelt vast dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij schade hebben geleden als gevolg van het bestreden besluit. De rechtbank concludeert dat de inhoud van de overeenkomst die eisers aanvoeren onduidelijk is en dat het recht van koop niet voldoende is om procesbelang aan te tonen. De rechtbank wijst erop dat eisers niet met objectieve gegevens hebben aangetoond dat zij schade hebben geleden en dat de overeenkomst niet voldoende sterk is om een actueel procesbelang te onderbouwen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat eisers geen recht hebben op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1589 WABO
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2022 in de zaak tussen
1. [naam eiser]uit [plaatsnaam] , eiser sub 1
2. [naam eiseres 1]uit [plaatsnaam] , eiseres sub 2
3. [naam eiseres 2]uit [plaatsnaam] , eiseres sub 3
(gemachtigde: mr. W.H. Lindhout),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom(het college)
(gemachtigde: mr. J. van den Berg en ir. W.K. Swolfs),
als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam vergunninghouder] uit [plaatsnaam] (de vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. M.M. Buiter).
Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de ontvankelijkheid van het beroep van eisers tegen het besluit van 4 maart 2021, inzake een verleende omgevingsvergunning voor het verbouwen van een landbouwschuur tot een woning.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 23 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser sub 1, de gemachtigde van eisers, de gemachtigden van het college, de vergunninghouder met zijn partner en de gemachtigde van de vergunninghouder.
Beoordeling door de rechtbank
1. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, omdat eisers geen procesbelang hebben bij de inhoudelijke behandeling van het beroep. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

2.Feiten

Eisers wonen en zijn gevestigd op het perceel naast vergunninghouder.
Vergunninghouder heeft op 1 februari 2018 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het verbouwen van een schuur tot woning.
Het college heeft op 6 mei 2018 de omgevingsvergunning verleend voor de activiteit bouwen en voor het afwijken van het bestemmingsplan.
Op 19 juni 2018 hebben eisers hiertegen bezwaar gemaakt.
Het college heeft het bezwaar gegrond verklaard, maar heeft besloten om het primaire besluit niet te herroepen, omdat het door de bezwaarschriftencommissie gesignaleerde motiveringsgebrek volgens het college is hersteld.
Eisers sub 1 en sub 2 zijn inmiddels niet meer woonachtig naast vergunninghouder, omdat zij zijn verhuisd. Eiseres sub 3 is ook niet meer gevestigd op het perceel.

3.Ontvankelijkheid

3.1
De bestuursrechter is alleen dan geroepen tot het beantwoorden van rechtsvragen als het doel dat de indiener voor ogen staat met het ingestelde rechtsmiddel moet kunnen worden bereikt en voor die persoon feitelijk van betekenis is. De bestuursrechter dient het beroep niet-ontvankelijk te verklaren indien het procesbelang ontbreekt.
3.2
Procesbelang bestaat indien de betrokkene stelt schade te hebben geleden en hij tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat hij de schade daadwerkelijk en als gevolg van het door hem bestreden besluit heeft geleden. [1]
3.3
Eisers hebben betoogd dat zij reeds procesbelang hebben bij inhoudelijke beoordeling van het beroep, omdat zij tot op zekere hoogte schade daadwerkelijk en als gevolg van het door het bestreden besluit hebben geleden. Daarnaast hebben eiser sub 1 en eiseres sub 3 betoogd dat zij procesbelang hebben, omdat zij op grond van een overeenkomst recht van koop hebben om een werkloods te realiseren op het perceel naast vergunninghouder.
3.4
Ter zitting is gebleken dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres sub 2 geen procesbelang heeft bij inhoudelijke beoordeling van het beroep.
3.5
De rechtbank is van oordeel dat eisers niet tot op zekere hoogte aannemelijk hebben gemaakt dat zij schade hebben geleden als gevolg van het bestreden besluit. Zij hebben niet met objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk gemaakt dat er schade is, hoe hoog deze is en hoe deze is veroorzaakt door het bestreden besluit.
3.6
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de inhoud van de overeenkomst onduidelijk is en het maar de vraag is of het recht van koop zo sterk is als eisers ter zitting hebben betoogd.. Eiser sub 1 en eiseres sub 3 hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij vanwege de overeenkomst een actueel procesbelang hebben.
Conclusie en gevolgen
Eisers hebben geen procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 29 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier,
rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ABRvS 21 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2486.