ECLI:NL:RBZWB:2022:426

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
02-231110-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en benadeelde partij na overlijden verdachte

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats], die woonachtig was te [adres], heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 januari 2022 uitspraak gedaan. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 januari 2022, waar de verdachte niet verscheen, ondanks een behoorlijke oproeping. De advocaat, mr. J.M.A. Loevendie, was aanwezig maar niet gemachtigd om namens de verdachte te spreken, waardoor verstek werd verleend. De officier van justitie, mr. J.F.M. Kerkhofs, heeft haar standpunten gepresenteerd. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.P.P.C. Langenberg, heeft een schadevergoeding van € 3.725,30 gevorderd, bestaande uit materiële en immateriële schade, en verzocht om vergoeding van proceskosten.

De tenlastelegging betrof een geweldsdelict dat op 14 september 2020 in Breda zou hebben plaatsgevonden, waarbij de verdachte samen met een ander de benadeelde partij zou hebben gedwongen tot afgifte van goederen. Na het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank op 24 januari 2022 vernomen dat de verdachte op 19 januari 2022 is overleden. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging. Tevens is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen.

De rechtbank heeft de benadeelde partij ook veroordeeld in de kosten van de verdachte, die tot nu toe op nihil zijn begroot. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer, bestaande uit mr. M.E. de Boer als voorzitter, en de rechters mr. E.B. Prenger en mr. R. Combee, in aanwezigheid van de griffiers mr. I.J.A.M. Balemans en mr. E. Andraws.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/231110-20
vonnis van de meervoudige kamer van 24 januari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 januari 2022. Verdachte is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Op de zitting is wel advocaat mr. J.M.A. Loevendie verschenen die verklaarde niet bepaaldelijk te zijn gemachtigd om namens verdachte het woord te voeren. Gelet daarop is tegen verdachte verstek verleend.
De officier van justitie mr. J.F.M. Kerkhofs heeft haar standpunten kenbaar gemaakt. Namens de benadeelde partij [naam] is door advocaat mr. N.P.P.C. Langenberg de vordering tot schadevergoeding toegelicht en de schriftelijke slachtofferverklaring voorgedragen.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 14 september 2020 te Breda, samen met een ander, [naam] met geweld of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van een portemonnee, € 10,00 en een gsm, dan wel dat hij, samen met een ander, deze goederen heeft gestolen met geweld of bedreiging met geweld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig en de rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Na het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank er op 24 januari 2022 kennis van genomen dat verdachte op 19 januari 2022 is overleden. Onder die omstandigheden dient de officier van justitie in haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.

4.De benadeelde partij

De benadeelde partij [naam] vordert een schadevergoeding van € 3.725,30, bestaande uit
€ 725,30 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade. Daarnaast is ter zitting verzocht om vergoeding van de proceskosten ter hoogte van € 484,00.
Aangezien verdachte is overleden, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart
de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolgingvan verdachte;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [naam] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. de Boer, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. R. Combee, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A.M. Balemans en mr. E. Andraws, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 januari 2022.
De griffier, mr. E. Andraws, is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.