In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 juli 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om erkenning van haar fysieke klachten als beroepsziekte beoordeeld. Eiseres, werkzaam bij de korpschef van politie, heeft sinds 2014 te maken met klachten die zijn gediagnosticeerd als Thoracic Outlet Syndrome (TOS). De korpschef heeft haar verzoek om erkenning van deze klachten als beroepsziekte afgewezen, zowel in het primaire besluit van 25 februari 2016 als in het bestreden besluit van 23 juli 2021. De rechtbank heeft op 22 juni 2022 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als vertegenwoordigers van de korpschef aanwezig waren.
De rechtbank onderzoekt of de korpschef op goede gronden de klachten van eiseres niet heeft aangemerkt als beroepsziekte. Eiseres stelt dat haar TOS en de bijbehorende klachten voortkomen uit haar werkzaamheden. De rechtbank wijst op de noodzaak van een causaal verband tussen de werkzaamheden en de klachten, en dat de bewijslast bij eiseres ligt. Ondanks verschillende onderzoeken en rapportages van deskundigen, waaronder een vaatchirurg en een verzekeringsarts, concludeert de rechtbank dat eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat haar klachten het gevolg zijn van haar werk. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor een causaal verband en verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt de rol van deskundigen in het vaststellen van de relatie tussen werk en gezondheidsklachten, en de verantwoordelijkheden van de eiser in het aantonen van deze relatie. De rechtbank concludeert dat de korpschef terecht heeft besloten om de klachten van eiseres niet als beroepsziekte te erkennen, en verklaart het beroep ongegrond.