ECLI:NL:RBZWB:2022:4160
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht en afwijzing immateriële schadevergoeding
In de zaak tussen de belanghebbende en de ontvanger van de belastingdienst heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juli 2022 uitspraak gedaan. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de ontvanger van de belastingdienst, die betrekking had op de aanmaningskosten voor de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2011 en 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende het griffierecht van € 49,- niet tijdig heeft betaald, wat volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vereist is om ontvankelijk te zijn in het beroep. De rechtbank heeft de belanghebbende meerdere keren in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar dit is niet gebeurd. Hierdoor heeft de rechtbank de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast heeft de belanghebbende verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.