ECLI:NL:RBZWB:2022:4159

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
BRE-21-1981
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht en afwijzing verzoek immateriële schadevergoeding

Op 29 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE-21-1981, waarin belanghebbende, een natuurlijke persoon uit [woonplaats], in beroep is gekomen tegen de uitspraak op bezwaar van de ontvanger van de belastingdienst. Het beroep betreft de kosten voor betekening van dwangbevelen inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen voor de jaren 2011 en 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, omdat belanghebbende het verschuldigde griffierecht van € 49,- niet tijdig heeft betaald. De rechtbank heeft de procedure zonder zitting gevoerd, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Belanghebbende had eerder een beroep op betalingsonmacht gedaan, maar dit werd door de griffier afgewezen. Ondanks herhaalde verzoeken om het griffierecht te betalen, heeft belanghebbende dit niet gedaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het niet tijdig betalen van het griffierecht niet verontschuldigbaar is, waardoor de beroepen niet-ontvankelijk zijn verklaard.

Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/1981 en 21/1982

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [woonplaats] , [land] , belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

De ontvanger van de belastingdienst, de ontvanger.

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 24 maart 2021 (de uitspraak op bezwaar) beroep ingesteld. Het beroep ziet op de in rekening gebrachte kosten voor betekening van dwangbevelen inzake de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen voor de jaren 2011 en 2012 met aanslagnummers [aanslagnummer 1] . en [aanslagnummer 2] .

Overwegingen

Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn.
Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 49,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Belanghebbende heeft door middel van het indienen van een formulier met betrekking tot het inkomen en vermogen, ontvangen door de rechtbank op 15 juni 2021, een beroep gedaan op betalingsonmacht. De griffier heeft vervolgens het beroep op betalingsonmacht afgewezen.
De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 1 december 2021 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de brief afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres.
Belanghebbende is bij brief van 14 februari 2022 opnieuw in de gelegenheid gesteld het beroep op betalingsonmacht te onderbouwen met de mededeling dat de bewijsstukken in ieder geval moeten zien op de periode van vier weken vanaf de datum van indiening beroepschrift. Belanghebbende heeft bij brief van 1 maart 2022 informatie verstrekt. De griffier heeft vervolgens het beroep op betalingsonmacht afgewezen.
De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 11 april 2022 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Volgens ingewonnen gegevens bij PostNL is de brief afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres.
Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald. De beroepen zijn daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Belanghebbende heeft tevens verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn. Omdat de redelijke behandeltermijn in eerste aanleg niet is overschreden, wijst de rechtbank dit verzoek af.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 29 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.