ECLI:NL:RBZWB:2022:4155

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
BRE-22_1187
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

Op 29 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een beroepschrift van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2017. De inspecteur had het bezwaar echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gronden van het bezwaar ontbraken. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was en heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd. De rechtbank droeg de inspecteur op om een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Daarnaast werd de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 759, en tot terugbetaling van het griffierecht van € 50. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 22/1187
uitspraak van 29 juli 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2017 met aanslagnummer [aanslagnummer] .
De inspecteur is van mening dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard vanwege het ontbreken van de gronden van het bezwaar. De inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en verzoekt om de zaak terug te verwijzen voor een inhoudelijke behandeling.
Het beroep is kennelijk gegrond. De rechtbank zal de zaak terugwijzen.
Griffierecht
Nu het beroep kennelijk gegrond is, dient de inspecteur op grond van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb, aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
Proceskosten
De rechtbank ziet aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank stelt de te vergoeden kosten voor juridische bijstand in de beroepsfase vast op € 759. Dit bedrag is gebaseerd op toepassing van het tarief dat is vermeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 1).
Voor een vergoeding van kosten in bezwaar is op dit moment geen plaats, nu opnieuw op bezwaar moet worden beslist.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- draagt de inspecteur op een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten ten bedrage van € 759;
- bepaalt dat de inspecteur het door belanghebbende betaald griffierecht van € 50 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 29 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.