ECLI:NL:RBZWB:2022:4151

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
BRE-21-5687
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht en afwijzing immateriële schadevergoeding

In deze zaak heeft de belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Oosterhout, betreffende de vastgestelde waarde van een pand. Het beroep is ingesteld tegen de beschikking op 17 december 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de belanghebbende het griffierecht niet tijdig en volledig heeft betaald. De rechtbank heeft de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar de belanghebbende heeft hier niet tijdig op gereageerd. De rechtbank heeft de procedure zonder zitting voortgezet op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft de belanghebbende meerdere keren geïnformeerd over de betalingsverplichtingen en de gevolgen van het niet tijdig betalen van het griffierecht. Ondanks deze waarschuwingen heeft de belanghebbende niet voldaan aan de betalingsverplichtingen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen reden is om aan te nemen dat de belanghebbende niet in verzuim is geweest.

Daarnaast heeft de gemachtigde van de belanghebbende verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/5687

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
en

De heffingsambtenaar van de gemeente Oosterhout, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 17 december 2021 (de uitspraak op bezwaar) beroep ingesteld. Het beroep ziet op de bij beschikking krachtens de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde van het pand [adres] [plaats] met aanslagnummer [aanslagnummer] .

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 360,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 23 januari 2022 belanghebbende in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief.
In verband met het beroep op betalingsonmacht heeft de griffier bij brief van 4 februari 2022 belanghebbende in de gelegenheid gesteld om de betalingsonmacht te onderbouwen zowel van belanghebbende zelf als voor iedere bestuurder en aandeelhouder afzonderlijk. Belanghebbende heeft hier niet (tijdig) op gereageerd. De griffier heeft vervolgens het beroep op betalingsonmacht afgewezen met de mededeling omdat het griffierecht zou zijn betaald.
Bij aangetekend verzonden brief van 5 april 2022 is aan belanghebbende nader toegelicht dat het beroep op betalingsonmacht is afgewezen omdat niet (tijdig) de juiste stukken zijn overgelegd. Tevens is medegedeeld dat in tegenstelling tot eerdere berichtgeving slechts een gedeelte van het verschuldigde griffierecht is betaald. Belanghebbende is met dezelfde brief nogmaals in de gelegenheid gesteld om het restant van € 324 aan verschuldigd griffierecht te voldoen met een laatste termijn van vier weken. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de brief afgehaald op een afhaallocatie van PostNL.
Uit de administratie van de rechtbank blijkt dat het griffierecht gedeeltelijk is ontvangen. Dit betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Bij aangetekende brief van 23 mei 2022 is belanghebbende in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na dagtekening van de brief aan te geven waarom het griffierecht niet binnen de gestelde termijn volledig is voldaan. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de brief afgehaald op een afhaallocatie van PostNL. Belanghebbende heeft niet gereageerd. Belanghebbende heeft dus niets aangevoerd waarbij kan worden geoordeeld dat belanghebbende redelijkerwijs niet in verzuim is geweest.
Op het herhaalde beroep op betalingsonmacht dat belanghebbende heeft gedaan is terecht niet gereageerd, nu in de nota en herinneringsnota wordt vermeld dat indien een eerder beroep op betalingsonmacht is afgewezen, er niet nogmaals een beroep op gedaan kan worden.
Belanghebbende heeft het griffierecht niet volledig en op tijd betaald. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
De gemachtigde heeft tevens verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn. Omdat de redelijke behandeltermijn in eerste aanleg niet is overschreden, wijst de rechtbank dit verzoek af.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier op 29 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.