ECLI:NL:RBZWB:2022:411

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
BRE-20_10071
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak betreffende waarde onroerende zaak

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk. De belanghebbende had verzocht om een proceskostenvergoeding op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verband met de intrekking van zijn beroep. Dit beroep betrof de bij beschikking krachtens de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde van een onroerend goed.

De belanghebbende had de rechtbank verzocht om de waarde van het pand te verlagen naar € 275.000 en om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten die hij had gemaakt voor rechtsbijstand. De heffingsambtenaar heeft echter aangevoerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, aangezien het beroep is ingetrokken zonder dat er enige tegemoetkoming is gedaan aan de belanghebbende.

De rechtbank heeft de argumenten van de heffingsambtenaar gevolgd en geoordeeld dat er geen basis is voor de gevraagde proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van het pand van € 295.000 gehandhaafd blijft en dat er uit de stukken niet blijkt dat er in beroep alsnog tegemoet is gekomen aan de belanghebbende. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/10071
uitspraak van 1 februari 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a in verbinding met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[… 1] , wonende te [plaats] ,

belanghebbende,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk,

de heffingsambtenaar.

Betreft

Het verzoek van belanghebbende op grond van artikel 8:75a van de Awb om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten.

Motivering

Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van proceskosten in verband met de intrekking van het beroep betreffende de bij beschikking krachtens de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde van het pand [… 2] te ( [postcode] ) [plaats] .
Het gaat om proceskosten die belanghebbende heeft moeten maken in verband met een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Bij de intrekking van het beroep is naast proceskosten tevens gevraagd om de waarde van het pand vast te stellen op € 275.000 en dus te verminderen.
De heffingsambtenaar heeft daarop gereageerd en voert aan dat er geen aanleiding bestaat voor een proceskostenveroordeling. Het beroep is ingetrokken zonder dat er enigszins tegemoet is gekomen. Er is dan ook geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar gelijk heeft. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard en geoordeeld dat de waarde van het pand van € 295.000.- gehandhaafd blijft. Uit de stukken is niet af te leiden dat er in beroep alsnog is tegemoetgekomen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 1 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.