ECLI:NL:RBZWB:2022:411
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak betreffende waarde onroerende zaak
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk. De belanghebbende had verzocht om een proceskostenvergoeding op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verband met de intrekking van zijn beroep. Dit beroep betrof de bij beschikking krachtens de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde van een onroerend goed.
De belanghebbende had de rechtbank verzocht om de waarde van het pand te verlagen naar € 275.000 en om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten die hij had gemaakt voor rechtsbijstand. De heffingsambtenaar heeft echter aangevoerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, aangezien het beroep is ingetrokken zonder dat er enige tegemoetkoming is gedaan aan de belanghebbende.
De rechtbank heeft de argumenten van de heffingsambtenaar gevolgd en geoordeeld dat er geen basis is voor de gevraagde proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van het pand van € 295.000 gehandhaafd blijft en dat er uit de stukken niet blijkt dat er in beroep alsnog tegemoet is gekomen aan de belanghebbende. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.