ECLI:NL:RBZWB:2022:410

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
BRE-20_5165
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ambtshalve vermindering van aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had een aanslag ontvangen voor de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2015, gedateerd op 10 januari 2018. Na het verstrijken van de bezwaartermijn diende de belanghebbende op 30 december 2019 alsnog een aangifte in, welke door de inspecteur niet als bezwaarschrift werd behandeld, maar als een verzoek om ambtshalve vermindering. De inspecteur besloot op 21 februari 2020 om de aanslag te verminderen, maar de belanghebbende ging hiertegen in beroep via een brief van 7 maart 2020. De rechtbank oordeelde dat voordat beroep kan worden ingesteld tegen de ambtshalve beslissing, eerst de bezwaarfase doorlopen moet worden, tenzij beide partijen instemmen met het overslaan van deze fase. In dit geval was dat niet het geval, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank droeg de griffier op om de ingediende stukken door te sturen naar de inspecteur voor behandeling als bezwaarschrift. Tevens merkte de rechtbank op dat er geen beroepszaken bekend waren over aanslagen van de jaren 2012 tot en met 2019, waar de belanghebbende in een latere brief melding van maakte. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/5165
uitspraak van 1 februari 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [plaats], [land],

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Motivering

De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 10 januari 2018 een aanslag opgelegd betreffende de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2015 met aanslagnummer [aanslagnummer].
Belanghebbende heeft met dagtekening 30 december 2019 alsnog een aangifte ingediend. De inspecteur heeft de aangifte die ruim na de bezwaartermijn is binnengekomen, niet behandeld als een bezwaarschrift tegen de aanslag maar als een verzoek om ambtshalve vermindering. Deze handelwijze is niet bestreden.
De inspecteur heeft op 21 februari 2020 beslist op het verzoek om ambtshalve vermindering en heeft daarbij de aanslag verminderd.
Belanghebbende heeft bij brief van 7 maart 2020 beroep ingesteld tegen deze ambtshalve beslissing.
Voordat beroep tegen die ambtshalve beslissing kan worden ingesteld, moet als uitgangspunt eerst de bezwaarfase worden doorlopen. Dat kan anders zijn indien beide partijen instemmen met het overslaan van de bezwaarfase (rechtstreeks beroep). Hier is dat niet het geval.
Aangezien met betrekking tot de ambtshalve beslissing de bezwaarfase niet is doorlopen voordat beroep is ingesteld, is het beroep in zoverre niet-ontvankelijk. Alle ingediende stukken zullen worden doorgezonden naar de inspecteur om in behandeling te nemen als bezwaarschrift.
De rechtbank merkt nog op dat belanghebbende in zijn brief van 18 maart 2020, binnengekomen bij de rechtbank op 4 mei 2020, melding maakt over aanslagen over de jaren van 2012 tot en met 2019. Over deze jaren zijn er bij de rechtbank geen beroepszaken bekend.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- draagt de griffier op om de stukken door te sturen naar de inspecteur zodat deze de stukken in behandeling kan nemen als bezwaar.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 1 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.