ECLI:NL:RBZWB:2022:410
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen ambtshalve vermindering van aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had een aanslag ontvangen voor de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2015, gedateerd op 10 januari 2018. Na het verstrijken van de bezwaartermijn diende de belanghebbende op 30 december 2019 alsnog een aangifte in, welke door de inspecteur niet als bezwaarschrift werd behandeld, maar als een verzoek om ambtshalve vermindering. De inspecteur besloot op 21 februari 2020 om de aanslag te verminderen, maar de belanghebbende ging hiertegen in beroep via een brief van 7 maart 2020. De rechtbank oordeelde dat voordat beroep kan worden ingesteld tegen de ambtshalve beslissing, eerst de bezwaarfase doorlopen moet worden, tenzij beide partijen instemmen met het overslaan van deze fase. In dit geval was dat niet het geval, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank droeg de griffier op om de ingediende stukken door te sturen naar de inspecteur voor behandeling als bezwaarschrift. Tevens merkte de rechtbank op dat er geen beroepszaken bekend waren over aanslagen van de jaren 2012 tot en met 2019, waar de belanghebbende in een latere brief melding van maakte. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.