ECLI:NL:RBZWB:2022:4078

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
BRE 22_1111
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken volmacht in belastingzaak

Op 22 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij de belanghebbende, vertegenwoordigd door een gemachtigde, bezwaar had gemaakt tegen een opgelegde verzuimboete bij de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2018. De inspecteur van de belastingdienst heeft het bezwaar aangemerkt als een beroepschrift en dit doorgezonden naar de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de gemachtigde geen machtiging heeft ingediend waaruit blijkt dat hij bevoegd is om namens de belanghebbende beroep in te stellen. Dit is in strijd met artikel 8:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft de gemachtigde herhaaldelijk verzocht om dit verzuim te herstellen, maar ondanks de waarschuwingen heeft de gemachtigde geen machtiging ingediend. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank op basis van artikel 6:6 van de Awb het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

De rechtbank benadrukt dat indien partijen het niet eens zijn met de uitspraak, zij binnen zes weken een verzetschrift kunnen indienen, waarin zij hun bezwaren kunnen toelichten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/1111

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

Namens belanghebbende is bij brief van 20 december 2021 bij de inspecteur bezwaar gemaakt tegen een opgelegde verzuimboete bij de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2018 met aanslagnummer [aanslagnummer]. De inspecteur heeft deze brief aangemerkt als een beroepschrift omdat op 30 maart 2021 reeds uitspraak is gedaan op een eerder ingediend bezwaarschrift. De inspecteur heeft het beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank omdat de rechtbank bevoegd is het beroep te behandelen.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
[gemachtigde] heeft bij het beroepschrift geen machtiging bijgevoegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is beroep in te stellen namens belanghebbende. De rechtbank heeft [gemachtigde] bij brief van 28 februari 2022 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen.
De verzoek is herhaald bij aangetekende brief van 17 mei 2022 met een laatste termijn van twee weken. De brief bevat de waarschuwing dat indien het verzuim niet tijdig wordt hersteld, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.
Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de aangetekende brief afgeleverd op het door [gemachtigde] opgegeven adres.
[gemachtigde] heeft binnen die termijn geen machtiging ingediend.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 22 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.