ECLI:NL:RBZWB:2022:4072

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
BRE 22_1741_1777
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen wegens niet betalen griffierecht in belastingzaken

Op 22 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 22/1741 en BRE 22/1777, waarbij de rechtbank de beroepen van de belanghebbende niet-ontvankelijk heeft verklaard. De belanghebbende had een bezwaarschrift ingediend tegen de aanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 2018 en 2020. De inspecteur van de belastingdienst heeft dit bezwaarschrift als beroepschrift doorgestuurd naar de rechtbank, die bevoegd was om de beroepen te behandelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, omdat de belanghebbende het verschuldigde griffierecht van € 365,- niet tijdig heeft betaald. Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het instellen van beroep. De griffier had de belanghebbende herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te voldoen, maar de belanghebbende heeft dit nagelaten en voerde aan dat het griffierecht niet verschuldigd zou zijn op grond van de Grondwet.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de argumenten van de belanghebbende niet voldoende zijn om de niet-ontvankelijkheid te weerleggen. Er is geen bewijs geleverd dat de belanghebbende niet in staat was het griffierecht te betalen, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/1741 en 22/1777

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli in de zaken tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

Belanghebbende heeft bij de inspecteur een bezwaarschrift ingediend tegen de aanslagen vennootschapsbelasting 2018 en 2020. De inspecteur heeft deze brief aangemerkt als een beroepschrift en deze doorgezonden naar de rechtbank omdat de rechtbank bevoegd is de beroepen te behandelen.

Overwegingen

Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn.
Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht eenmaal € 365,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
De griffier heeft bij verzonden brief van 29 maart 2022 belanghebbende in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Bij brief van 2 april 2022 wordt namens belanghebbende gereageerd op de ontvangen nota. Namens belanghebbende wordt gesteld dat de griffierechten niet zullen worden betaald omdat in de Grondwet staat dat op grond van artikel 17 niemand kan worden afgehouden van een rechter. Namens belanghebbende wordt verder aangevoerd dat het griffierecht geen recht is, omdat er niemand een mandaat of machtiging van het Volkeren Trust heeft om hem dit op te leggen.
De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 28 april 2022 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen. De brief vermeldt dat niet-ontvankelijkverklaring kan volgen, indien het griffierecht niet binnen vier weken na dagtekening van de brief is overgemaakt op de in de brief vermelde bankrekening. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de brief afgeleverd op het namens belanghebbende opgegeven adres.
Het griffierecht is niet op tijd betaald. Uit wat belanghebbende heeft aangevoerd volgt niet dat er geen griffierecht is verschuldigd. Ook heeft belanghebbende niet gesteld niet in staat te zijn het griffierecht te betalen.
De beroepen zijn daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 22 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.