ECLI:NL:RBZWB:2022:4055
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring en ambtshalve beslissing inzake inkomstenbelasting 2018
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2018. Dit bezwaar werd door de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende tegen deze niet-ontvankelijkverklaring ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de dagtekening van de aanslag op 1 april 2021 was en het bezwaarschrift pas op 3 juni 2021 was ontvangen. De rechtbank concludeerde dat de reden die de belanghebbende voor de te late indiening had opgegeven, namelijk het ontbreken van zelfredzaamheid, geen verontschuldiging vormde voor het verzuim.
Daarnaast was er een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag, maar de rechtbank kon hier niet inhoudelijk op ingaan omdat er eerst bezwaar gemaakt moest worden bij de inspecteur. De rechtbank heeft het beroep in dit opzicht niet-ontvankelijk verklaard. Ten overvloede werd opgemerkt dat de inspecteur na de beoordeling van het beroep alsnog had besloten om tegemoet te komen aan het verzoek om ambtshalve vermindering, maar dit had geen invloed op de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.