ECLI:NL:RBZWB:2022:4054

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
BRE-21-4431
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak na intrekking beroep

Op 22 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE-21-4431, waarin belanghebbende beroep had ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 24 september 2021 inzake een belastingaanslag. De inspecteur van de belastingdienst had in een brief van 8 februari 2022 aangegeven dat hij bereid was om aan belanghebbende tegemoet te komen, waarna belanghebbende het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de inspecteur de gelegenheid gegeven om op dit verzoek te reageren. De inspecteur heeft aangegeven dat er geen sprake was van vertegenwoordiging of een zitting en dat alleen het griffierecht voor vergoeding in aanmerking kwam.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de inspecteur weliswaar tegemoetgekomen aan het beroep van belanghebbende, maar er zijn geen proceskosten aangetoond die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank wijst erop dat de inspecteur verplicht is het griffierecht te vergoeden, maar dat de door belanghebbende gestelde portokosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.

De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/4431

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , [land] , belanghebbende,

en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 24 september 2021 inzake de aanslag met aanslagnummer [aanslagnummer] .H.06.01 .
Bij brief van 8 februari 2022 heeft de inspecteur aangegeven alsnog aan belanghebbende tegemoet te komen.
Naar aanleiding hiervan heeft belanghebbende het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek de inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de inspecteur in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
De inspecteur heeft de rechtbank meegedeeld dat er geen sprake is van vertegenwoordiging of een zitting en dat in beginsel alleen het griffierecht voor vergoeding in aanmerking komt.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is de inspecteur tegemoet gekomen aan het beroep van belanghebbende.
Belanghebbende heeft tijdens de bezwaarfase niet verzocht om vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase. Overigens is ook niet gebleken van gemaakte kosten in de bezwaarfase.
De inspecteur is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep van belanghebbende, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Het beroepschrift is niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en ook verder is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen zoals bedoeld in artikel 1 van het Bpb. De door belanghebbende gestelde portokosten horen daar namelijk niet bij.
De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden. De inspecteur heeft ook toegezegd dit te zullen doen. Belanghebbende zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 22 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.