ECLI:NL:RBZWB:2022:4039
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn in belastingzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, die betrekking hadden op navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval was de dagtekening 26 november 2021, waardoor de termijn eindigde op 7 januari 2022. De belanghebbende heeft het beroepschrift echter pas op 13 januari 2022 op de post gedaan, wat betekent dat het niet tijdig was ingediend. De rechtbank heeft de argumenten van de belanghebbende, waaronder drukke werkzaamheden in de zorg en problemen met het afstemmen van agenda's met zijn broer, niet als verontschuldigbaar beschouwd. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze omstandigheden de belanghebbende niet ontslaan van de verplichting om tijdig beroep in te stellen. Daarom heeft de rechtbank de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.