ECLI:NL:RBZWB:2022:4039

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
BRE22-229
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn in belastingzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, die betrekking hadden op navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval was de dagtekening 26 november 2021, waardoor de termijn eindigde op 7 januari 2022. De belanghebbende heeft het beroepschrift echter pas op 13 januari 2022 op de post gedaan, wat betekent dat het niet tijdig was ingediend. De rechtbank heeft de argumenten van de belanghebbende, waaronder drukke werkzaamheden in de zorg en problemen met het afstemmen van agenda's met zijn broer, niet als verontschuldigbaar beschouwd. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze omstandigheden de belanghebbende niet ontslaan van de verplichting om tijdig beroep in te stellen. Daarom heeft de rechtbank de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/229 en 22/230

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 26 november 2021 (de uitspraken op bezwaar) beroep ingesteld. Het beroep ziet op de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet over het jaar 2016 met aanslagnummer [aanslagnummer] en [aanslagnummer] , alsmede de bij de daarbij opgelegde boete en beschikkingen belastingrente.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb onder voorwaarden ook tijdig ingediend. Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als op de enveloppe een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het beroepschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Vast staat dat de dagtekening van de uitspraken op bezwaar 26 november 2021 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 7 januari 2022.
Belanghebbende heeft het beroepschrift met PostNL verstuurd. Gelet op het poststempel gaat de rechtbank ervan uit dat het beroepschrift op 13 januari 2022 op de post is gedaan. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat het eerder op de post is gedaan. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Belanghebbende heeft hiervoor de volgende reden gegeven. Belanghebbende werkt (ook veel in de weekenden) in de zorg en heeft het door onder andere Covid-19 extreem druk gehad. Belanghebbende dient diverse kwesties te bespreken met zijn broer, maar doordat de broer doordeweeks druk is met zijn werk sluiten de agenda's niet goed op elkaar aan en wordt het lastig om e.e.a. te bespreken. Tevens voert belanghebbende aan dat hij het beroepschrift op 6 januari 2022 ter post heeft bezorgd. Dit laatste volgt niet uit de afstempeling van de envelop. Voor wat betreft de drukke werkzaamheden van belanghebbende en het gewenste overleg met zijn broer, overweegt de rechtbank dat dit belanghebbende niet ontslaat van de verplichting tijdig beroep in te stellen. Tevens maken de aangevoerde omstandigheden niet dat de late indiening verontschuldigbaar is. Dat belanghebbende het druk had en geen prioriteit heeft gegeven aan het indienen van een beroepschrift, komt voor zijn rekening en risico.
De beroepen zijn daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 22 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier,
De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.