ECLI:NL:RBZWB:2022:4034
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake waarde onroerende zaak
Op 22 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 19 januari 2021, die betrekking had op de bij beschikking krachtens de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde van een pand. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de belanghebbende geen beroepsgronden heeft vermeld in het beroepschrift. Dit is in strijd met artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat vereist dat de gronden van het beroep duidelijk worden aangegeven. De rechtbank heeft de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar ondanks herhaalde verzoeken heeft de belanghebbende geen gronden ingediend. Hierdoor kon de rechtbank niet anders dan het beroep niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.