ECLI:NL:RBZWB:2022:4032

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
BRE-21/5259
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding in belastingzaak na intrekking beroep

In de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 juli 2022, in de zaak met nummer BRE-21/5259, is de inspecteur van de belastingdienst veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan de belanghebbende. De zaak betreft een beroep dat door de belanghebbende was ingesteld tegen de afwijzing van een verzoek om kostenvergoeding door de inspecteur. In het bestreden besluit van 12 november 2021 had de inspecteur het bezwaar van de belanghebbende gegrond verklaard, maar het verzoek om kostenvergoeding afgewezen. Na herziening van zijn beslissing op 15 februari 2022, gaf de inspecteur aan bereid te zijn om een proceskostenvergoeding toe te kennen van € 514, wat leidde tot de intrekking van het beroep door de belanghebbende.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de inspecteur tegemoetgekomen aan de belanghebbende, wat de rechtbank heeft meegenomen in haar beslissing.

De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 514, en heeft tevens opgemerkt dat de inspecteur verplicht is het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/5259

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [woonplaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

In het besluit van 12 november 2021 (bestreden besluit) heeft de inspecteur het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard en het verzoek om kostenvergoeding afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen de afwijzing op het verzoek om kostenvergoeding beroep ingesteld.
Bij brief van 15 februari 2022 heeft de inspecteur zijn beslissing herzien en aangegeven alsnog bereid te zijn om voor de bezwaarfase en beroepsfase een (proces)kostenvergoeding toe te kennen. De inspecteur heeft de rechtbank meegedeeld dat er proceskostenvergoeding toegekend dient te worden van € 514 gebaseerd op toepassing van het tarief dat is vermeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 269 en een wegingsfactor 0,5 en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 0,5).
Naar aanleiding hiervan heeft belanghebbende het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek de inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, zoals is voorgesteld door de inspecteur in zijn brief van 15 februari 2022.
De rechtbank heeft de inspecteur in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is de inspecteur tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker.
De rechtbank beslist zoals partijen zijn overeengekomen, met uitzondering van het griffierecht.
De rechtbank wijst erop dat de inspecteur op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. Belanghebbende zal zich hiervoor dan ook tot de inspecteur moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 514,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 22 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier,
De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.