In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juli 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, gebaseerd op een verzamelinkomen van € 21.497. Na bezwaar werd het verzamelinkomen verlaagd tot € 16.244 en de belastingrente tot € 314. Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De rechtbank behandelt de zaak en constateert dat er in de bezwaarfase een rechtsgeldig compromis is gesloten tussen belanghebbende en de inspecteur. Belanghebbende, die een wimper- en nagelstudio had, stelde dat zij als ondernemer kwalificeert en dat het verlies uit haar onderneming in aanmerking genomen moest worden. De inspecteur daarentegen stelde dat het compromis bindend was en dat belanghebbende niet terug kon komen op deze afspraak.
De rechtbank oordeelt dat belanghebbende gebonden is aan het compromis dat door haar gemachtigde, de heer [X], is gesloten met de inspecteur. Er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die erop wijzen dat belanghebbende niet aan deze afspraak gebonden zou zijn. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanslag en de belastingrente niet worden verminderd. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.