ECLI:NL:RBZWB:2022:3952

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
BRE 21/2017
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen na bezwaar en compromis tussen belanghebbende en de inspecteur

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juli 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, gebaseerd op een verzamelinkomen van € 21.497. Na bezwaar werd het verzamelinkomen verlaagd tot € 16.244 en de belastingrente tot € 314. Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De rechtbank behandelt de zaak en constateert dat er in de bezwaarfase een rechtsgeldig compromis is gesloten tussen belanghebbende en de inspecteur. Belanghebbende, die een wimper- en nagelstudio had, stelde dat zij als ondernemer kwalificeert en dat het verlies uit haar onderneming in aanmerking genomen moest worden. De inspecteur daarentegen stelde dat het compromis bindend was en dat belanghebbende niet terug kon komen op deze afspraak.

De rechtbank oordeelt dat belanghebbende gebonden is aan het compromis dat door haar gemachtigde, de heer [X], is gesloten met de inspecteur. Er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die erop wijzen dat belanghebbende niet aan deze afspraak gebonden zou zijn. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanslag en de belastingrente niet worden verminderd. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/2017
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
De inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 30 maart 2021.
1.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een verzamelinkomen van € 21.497. Gelijktijdig met het opleggen van de aanslag heeft de inspecteur € 383 aan belastingrente in rekening gebracht.
1.3.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard en het verzamelinkomen verminderd tot € 16.244. De in rekening gebrachte belastingrente is verminderd tot € 314.
1.4.
Tegen de in 1.3 weergegeven beslissing heeft belanghebbende beroep ingesteld. De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, vergezeld door [naam] , en namens de inspecteur [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft in 2016 een opleiding tot wimperstyliste en in 2017 een opleiding tot nagelstyliste gevolgd.
2.2.
Vanaf begin 2017 is belanghebbende onder de naam “ [wimper- en nagelstudio] ” een wimper- en nagelstudio begonnen in een daarvoor ingerichte salon in haar woning (hierna: de wimper- en nagelstudio).
2.3.
Met de wimper- en nagelstudio heeft belanghebbende in 2017 een omzet van € 2.499 behaald.
2.4.
Daarnaast werkte belanghebbende in het jaar 2017 in loondienst bij [bedrijf] .
2.5.
Naar aanleiding van de door belanghebbende ingediende aangifte IB/PVV voor het jaar 2017, waarin onder meer een verlies uit onderneming van € 12.605 is aangegeven, heeft de inspecteur aan belanghebbende een vragenbrief toegestuurd.
2.6.
Namens belanghebbende is door de heer [X] , verbonden aan [advieskantoor] , op die vragenbrief gereageerd.
2.7.
Vervolgens heeft de inspecteur de aanslag IB/PVV voor het jaar 2017 aan belanghebbende opgelegd. De inspecteur heeft het aangegeven verlies uit onderneming niet in aanmerking genomen bij het vaststellen van de aanslag, omdat volgens hem de wimper- en nagelstudio geen bron van inkomen is.
2.8.
De heer [X] heeft namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslag.
2.9.
Na het indienen van het bezwaar is er overleg geweest tussen de heer [X] en de inspecteur. Blijkens telefoonnotities van de inspecteur heeft de heer [X] op 4 februari 2021 en op 9 maart 2021 er mee ingestemd dat het resultaat van de wimper- en nagelstudio zou worden aangemerkt als (negatief) resultaat uit overige werkzaamheden.
2.10.
Op 4 februari 2021 heeft de inspecteur dat per email aan de heer [X] bevestigd. In het emailbericht staat, onder meer, het volgende:
“ Wij zijn overeengekomen de activiteiten voor het jaar 2017 als inkomensbron resultaat uit overige werkzaamheden aan te merken. Ook zijn we overeengekomen om zo snel mogelijk opnieuw in overleg te gaan over de jaren 2018 en 2019. Wellicht dat in één van deze jaren de activiteiten wel als winst uit onderneming kunnen worden aangemerkt en recht op ondernemersfaciliteiten bestaat. Dit gaan we gezamenlijk beoordelen.”
2.11.
De heer [X] heeft op 9 maart 2021 op voornoemd emailbericht van de inspecteur gereageerd met: “Akkoord met ROW”.
2.12.
De inspecteur heeft vervolgens in zijn uitspraak op het bezwaar een bedrag van € 5.253 als negatief resultaat uit overige werkzaamheden voor het jaar 2017 in aanmerking genomen.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt de aanslag IB/PVV voor het jaar 2017 zoals deze na bezwaar is vastgesteld.
3.2.
Belanghebbende voert kortgezegd aan dat zij als wimper- en nagelstyliste kwalificeert als ondernemer voor de inkomstenbelasting. Het verlies uit de wimper- en nagelstudio moet daarom als verlies uit onderneming in de aanslag IB/PVV 2017 in aanmerking worden genomen met toepassing van de ondernemersfaciliteiten, aldus belanghebbende.
3.3.
De inspecteur stelt zich op het standpunt dat in de bezwaarfase een compromis is gesloten. Op dat compromis kan belanghebbende in de beroepsfase niet terugkomen, aldus de inspecteur.
3.4.
De rechtbank is het met de inspecteur eens dat in de bezwaarfase een rechtsgeldig compromis tussen belanghebbende en de inspecteur tot stand is gekomen. Belanghebbende bestrijdt niet dat de heer [X] gemachtigd was om in de bezwaarfase namens haar op te treden. Belanghebbende is daarom gebonden aan de afspraak die de heer [X] met de inspecteur heeft gemaakt. Dat belanghebbende kennelijk nadien tot een ander inzicht is gekomen, maakt dat niet anders. Er zijn namelijk geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat belanghebbende niet (meer) aan de afspraak gebonden zou zijn.
3.5.
Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de bij de aanslag in rekening gebrachte belastingrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om van de vastgestelde belastingrente af te wijken.

4.Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanslag IB/PVV en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente niet worden verminderd. Belanghebbende krijgt het griffierecht niet terug en ook krijgt zij geen vergoeding van haar proceskosten.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A.C. Deeleman, griffier, op 19 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.