In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juli 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende, die een juridisch adviesbureau runt, een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd voor het vierde kwartaal van 2020, samen met een verzuimboete van € 50 en een verzuimboete van € 68. In bezwaar is alleen de verzuimboete van € 68 gehandhaafd. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat hij op basis van een mededeling van de Belastingdienst ten onrechte heeft aangenomen dat hij geen aangifte hoefde te doen, omdat hij zich had aangemeld voor de kleineondernemersregeling (KOR) per 1 januari 2021.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juni 2022 behandeld. De rechtbank oordeelt dat de mededeling van de Belastingdienst niet zo kon worden begrepen dat belanghebbende geen aangifte omzetbelasting hoefde te doen over het vierde kwartaal van 2020, aangezien hij op dat moment nog niet deelnam aan de KOR. De rechtbank concludeert dat belanghebbende de boete terecht heeft gekregen, omdat hij niet tijdig aangifte heeft gedaan. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de boete in stand blijft. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.