Op 15 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, maar dit beroep werd op 26 november 2021 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat het beroepschrift zonder verschoonbare reden niet binnen de beroepstermijn was ingediend. De belanghebbende voerde in het verzet aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was vanwege gezondheidsproblemen en problemen met het digitaal indienen van documenten tijdens de Covid-periode. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de omstandigheden die de belanghebbende aanvoert niet voldoende zijn om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat was om tijdig een beroepschrift in te dienen. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in cassatie te gaan tegen deze uitspraak.