ECLI:NL:RBZWB:2022:3883
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van belastingberoepen
Op 15 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van belanghebbende tegen eerdere uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank had eerder op 7 juli 2021 de beroepen van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet tijdig waren ingediend. Belanghebbende heeft hiertegen verzet aangetekend, waarbij hij aanvoert dat een brief van 16 september 2020 door de Belastingdienst als beroepschrift is aangemerkt en tijdig is ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting op de juiste wijze is verzonden, maar dat belanghebbende niet is verschenen.
In de overwegingen heeft de rechtbank vastgesteld dat de beroepen voor het jaar 2016 ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard, omdat het beroepschrift tijdig was ingediend. Het verzet in deze zaak is gegrond verklaard. Voor de jaren 2015 en 2017 heeft de rechtbank echter geoordeeld dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn wegens overschrijding van de beroepstermijn, waarbij belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd voor een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzet ook in deze zaken gegrond is, wat betekent dat de eerdere buiten-zittinguitspraak vervalt en het onderzoek in de oorspronkelijke stand wordt hervat.
De rechtbank heeft geen proceskosten voor vergoeding in verzet vastgesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 28, tweede lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.