ECLI:NL:RBZWB:2022:373
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda
Op 27 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken met de nummers BRE 21/2718 en 21/2719. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. C. van der Ent, heeft beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op de bezwaren van eiser. De rechtbank heeft eerder in uitspraken van 30 maart 2020 en 1 oktober 2020 bepaald dat verweerder binnen respectievelijk zes weken en twee weken op de bezwaren moest beslissen. Eiser heeft op 27 januari 2022 zijn zaak gepresenteerd, waarbij ook andere zaken gelijktijdig zijn behandeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet heeft gereageerd op verzoeken om stukken en verweerschriften, ondanks herinneringen van de rechtbank. De aanvraag voor woonvoorzieningen dateert van 11 maart 2019, en verweerder heeft tot op heden geen beslissing genomen. De rechtbank oordeelt dat deze gang van zaken niet in overeenstemming is met de beginselen van goed bestuur. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond en vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder. De gevraagde voorzieningen worden toegewezen, en verweerder moet binnen drie weken na indiening van de facturen en offertes aan eiser vergoeden.
De rechtbank heeft bepaald dat verweerder een bedrag van € 18.656,50 aan eiser moet betalen, bestaande uit verbeurde dwangsommen, proceskostenvergoedingen en griffierechten. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig en openbaar gemaakt op 27 januari 2022. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.