Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 7 april 2021
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de akte overleggen producties van de zijde van Hunter Buildings
- de akte overlegging producties van de zijde van Jan Snel
- de mondelinge behandeling op 4 november 2021.
2.De feiten
4.Rent or Price. Jan Snel agrees to pay Hunter a base rental for every week that the modules are rented to your customers. The base rental shall be calculated by subtracting the Jan Snel fee from the gross rental fees paid by your customer to you.
“
Good morning [X],
[medewerker Jan Snel]
“
,
Dear [naam CEO],
Op 27 augustus 2020 heeft Hunter Buildings ten laste van Jan Snel voor een bedrag van
€ 2.330.047,00 repeterend conservatoir derdenbeslag gelegd onder ABN AMRO N.V.
Op 28 augustus 2020 heeft Hunter Buildings ten laste van Jan Snel voor een bedrag van
€ 2.330.047,00 conservatoir derdenbeslag gelegd onder Jan Snel Holding B.V.
3.Het geschil
in conventie
- te verklaren voor recht dat Jan Snel niet heeft voldaan aan het vonnis van 22 februari 2019
- veroordeling van Jan Snel tot betaling van € 200.000,- aan verbeurde dwangsommen,
- Jan Snel, onder de voorwaarde dat Jan Snel wordt veroordeeld tot betaling van een geldsom, te verplichten om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis inlichtingen aan Hunter Buildings te verschaffen over haar binnen- en buitenlandse bronnen van inkomsten, vermogensposities en voor verhaal vatbare goederen zoals omschreven in randnummer 3.18 van de dagvaarding op straffe van een dwangsom en
- veroordeling van Jan Snel in de kosten van dit geding waaronder begrepen de nakosten, vermeerderd me de wettelijke rente daarover.
€ 10.000,- per dag met een max van € 200.000,-. Het vonnis is betekend op 25 februari 2019. Jan Snel heeft 59 BRM’s teruggegeven, de 60e BRM heeft in ieder geval tot 2 mei 2019 bij een derde gestaan, daarmee is de maximale dwangsom verbeurd.
4.De beoordeling
Internationale bevoegdheid en toepasselijk recht
Hunter Buildings heeft pas op 17 april 2020 voor het eerst aanspraak gemaakt op de vergoeding op grond van artikel 7 van de Lease Agreement. Dit is niet alleen ruim vier jaar nadat de eerste vergoeding voor de minimum bezettingsgraad opeisbaar was, maar ook ruim een jaar nadat de overeenkomst tussen partijen was geëindigd en nadat partijen gebrouilleerd waren geraakt. Voorgaande omstandigheden brengen naar het oordeel van de rechtbank met zich dat Jan Snel gerechtvaardigd mocht vertrouwen dat Hunter Buildings die aanspraak niet meer geldend zal maken.
€ 100.000,00 en bij de proceskostenveroordeling uitgaan van dit tarief.
7.998,00(2,0 punten × tarief € 3.999,00)