ECLI:NL:RBZWB:2022:3645

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
AWB- 21_3905
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs wegens drugsmisbruik en geschiktheid tot autorijden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser had zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen door het CBR, omdat hij volgens hen niet geschikt was om te rijden vanwege drugsmisbruik. Dit besluit volgde op een medisch onderzoek dat had plaatsgevonden na een staandehouding door de politie, waarbij THC in zijn bloed was aangetroffen. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop uitvoerig besproken, waarbij de eiser aanvoerde dat zijn cannabisgebruik medicinaal was en niet als drugsmisbruik gekwalificeerd kon worden. De rechtbank oordeelde dat het CBR zich terecht had gebaseerd op het onderzoeksrapport van de keurend psychiater, die concludeerde dat er sprake was van cannabismisbruik. De rechtbank heeft vastgesteld dat het CBR de ongeldigverklaring van het rijbewijs op goede gronden had genomen, en dat de persoonlijke omstandigheden van de eiser niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van het CBR.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3905 WVW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. B.G.M.C. Peters,
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR),verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 12 mei 2021 (primair besluit) heeft het CBR het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard vanaf 19 mei 2021, omdat hij wegens drugsmisbruik niet geschikt is om auto te rijden.
In het besluit van 3 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft het CBR het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het CBR heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 3 mei 2022.
Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en [naam vertegenwoordiger] namens het CBR. Ook was de moeder van eiser aanwezig.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten
1.1
Op 10 februari 2020 is eiser als bestuurder van een auto door de politie staande gehouden. Bij eiser is 6.0 microgram THC (de rechtbank begrijpt: de werkzame stof in cannabis) per liter bloed aangetroffen. De politie heeft aan het CBR schriftelijk mededeling gedaan van het vermoeden dat eiser niet langer beschikt over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van de categorie van motorrijtuigen waarvoor het rijbewijs is afgegeven.
1.2
Bij brief van 18 mei 2020 heeft het CBR besloten een medisch onderzoek aan eiser op te leggen en de geldigheid van zijn rijbewijs te schorsen gedurende het onderzoek naar zijn drugsgebruik.
1.3
Psychiater [naam psychiater] heeft onderzoek verricht naar eisers drugsgebruik. Hij heeft zijn conclusies neergelegd in het verslag van bevindingen (verder: het onderzoeksrapport) van 22 maart 2021. Zijn conclusie is dat eiser cannabis gebruikt ter bestrijding van de lichamelijke klachten die hij ondervindt door de ziekte van Crohn. De eindconclusie van het rapport is: ‘cannabismisbruik resp. drugsmisbruik in de algemene, klinische betekenis van het woord, niet aannemelijk gestopt’.
1.4
Bij besluit van 12 mei 2021 heeft het CBR het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard, omdat hij niet geschikt is om te rijden. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2.
Bestreden besluit
Aan het bestreden besluit, waarbij het primaire besluit is gehandhaafd, heeft het CBR ten grondslag gelegd dat eiser ongeschikt is om te rijden. Het CBR heeft zich hierbij gebaseerd op de conclusies in het onderzoeksrapport. Er bestaat volgens het CBR geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van dit rapport en de daarin getrokken conclusies. Volgens het CBR is geen sprake van medicinaal cannabisgebruik. De cannabis is niet voorgeschreven door een arts en is ook niet van een apotheek afkomstig. Ook indien de cannabis medicinaal zou worden gebruikt, geldt er een wettelijke limiet. Bij eiser is een THC-waarde aangetroffen die tweemaal boven deze limiet lag. Het CBR volgt de keurend psychiater in zijn conclusie dat sprake is van een stoornis in het gebruik van psychoactieve middelen, zoals bedoeld in paragraaf 8.8 van de bijlage van de Regeling eisen geschiktheid 2000 (de Regeling).
3.
Standpunt van eiser
Eiser betoogt dat er geen sprake is van drugsmisbruik. Het CBR heeft miskend dat bij het psychiatrisch onderzoek geen rekening is gehouden met de omstandigheid dat bij hem sprake is van medicinaal cannabisgebruik vanwege zijn klachten die hij heeft door de ziekte van Crohn. Hij heeft ter onderbouwing van zijn standpunt een Gebruikersverklaring Medicinale Cannabis van 21 april 2020, opgemaakt door arts [naam arts] , overgelegd, waarin staat dat eiser 5 gram cannabis per dag gebruikt voor ADHD en M. Crohn. Eiser kweekt de cannabis zelf, omdat de cannabis uit de apotheek onvoldoende werkt. Zelfgekweekte cannabis voor medicinale doeleinden zou volgens eiser ook onder ‘medicinale cannabis’ moeten vallen. Hij verwijst hiertoe naar de website van artsenfederatie KNMG en naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 28 juli 2011.
Het onderzoek door de keurend psychiater is volgens eiser onjuist, onvolledig en eenzijdig uitgevoerd met slechts het doel te toetsen of sprake is van incidenteel recreatief gebruik of problematisch misbruik. Dit uitgangspunt is niet geschikt voor patiënten die cannabis medicinaal gebruiken. Zo wordt geen rekening gehouden met de positieve invloed die het gebruik van cannabis op eiser heeft. Bovendien heeft de herhaling van het woord ‘drugsmisbruik’ in het onderzoeksrapport een stigmatiserend effect. Ter zitting heeft eiser naar voren gebracht dat de psychiater niet onafhankelijk is, omdat hij heeft gevraagd aan het CBR hoe hij moet omgaan met deze situatie, nu bij eiser geen sprake is van verslavingsproblematiek.
Verder stelt eiser dat de mate van invloed op de rijvaardigheid niet afhankelijk is van de hoeveelheid gebruikte cannabis of de wijze van toediening daarvan, maar van de tolerantie van de gebruiker. Bij eiser is het gebruik al jaren stabiel waardoor een ruime mate van gewenning heeft plaatsgevonden. Hij ondervindt geen voor het verkeer risicovolle bijwerkingen van de medicatie. Tot slot stelt eiser dat zijn persoonlijke belangen onvoldoende zijn meegewogen.
4.
Wettelijk kader
Het wettelijk kader is opgenomen als bijlage bij deze uitspraak.
5
. Geschil
In geschil is of het CBR terecht en op goede gronden heeft besloten het rijbewijs van eiser ongeldig te verklaren vanaf 19 mei 2021, omdat hij wegens drugsmisbruik niet geschikt is om auto te rijden. Niet in geschil is dat eiser dagelijks cannabis gebruikt. Evenmin is in geschil dat eisers gebruik niet onder het ‘officiële’ medicinale cannabisgebruik valt, omdat hij zelf zijn cannabis kweekt en niet de door een arts voorgeschreven cannabis van de apotheek gebruikt. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is de vraag of eisers gebruik gekwalificeerd dient te worden als drugsmisbruik, zijnde het misbruik van psychoactieve middelen, zoals bedoeld in paragraaf 8.8 van de Regeling.
6.
Beoordeling door de rechtbank
6.1
De rechtbank overweegt dat voor de beoordeling of sprake is van drugsmisbruik op grond van paragraaf 8.8 van de Regeling een specialistisch rapport vereist is. De regeling bepaalt dat personen die misbruik maken van dergelijke middelen zonder meer ongeschikt zijn. Het specialistisch rapport waar het CBR zich op baseert, is het onderzoeksrapport van [naam psychiater] .
6.2
[naam psychiater] concludeert dat eiser in alle openheid over zijn cannabisgebruik met zijn behandelend artsen heeft gesproken en alle moeite heeft gedaan om zijn gebruik zo legaal mogelijk te organiseren. Het is aannemelijk dat het cannabisgebruik van eiser een positieve invloed heeft op de klachten die passen bij de ziekte van Crohn. [naam psychiater] concludeert dat de (Concept)richtlijn Drugsmisbruik in het kader van rijgeschiktheidskeuringen (de Richtlijn) [1] in dit geval duidelijk maakt dat het gaat om drugsgebruik in de algemene klinische betekenis van het woord. Feit blijft dat het medicinale gebruik van cannabis niets verandert aan de werking en bijwerkingen van de stof en dat ook vele voorgeschreven geneesmiddelen niet met het verkeer verenigbaar zijn. Samenvattend kan de psychiater niet anders dan tot de conclusie komen dat sprake is van ‘cannabismisbruik resp. drugsmisbruik in de algemene, klinische betekenis van het woord, niet aannemelijk gestopt’.
6.3
De rechtbank overweegt dat het CBR zijn beslissing mag baseren op het onderzoeksrapport dat aan hem is uitgebracht, nadat is nagegaan of dit rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Indien belanghebbende concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het rapport, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het CBR niet zonder nadere motivering op het rapport afgaan. [2]
6.4
Voordat de rechtbank ingaat op de inhoud van het rapport, zal zij eerst de beroepsgrond over de onafhankelijkheid van de psychiater beoordelen. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat de keurend psychiater niet onafhankelijk zou zijn. In de e-mail van een administratief medewerker van het CBR van 26 januari 2021 staat:
“[…]Betrokkene gebruikt cannabis in medicinale vorm, en de keurend arts twijfelt op welke manier hij dit in het rapport kan verwerken en wat de huidige stand van zaken is omtrent rijgeschiktheid en medicinaal gebruik van cannabis. Zou iemand dit met [naam psychiater] kunnen bespreken?”.
Nog afgezien van de vraag welk belang het CBR zou hebben bij een specifieke uitkomst van het psychiatrisch onderzoek, blijkt uit deze e-mail dat enkel om uitleg van het CBR door de psychiater is gevraagd. Naar het oordeel van de rechtbank maakt dit niet dat de psychiater niet onafhankelijk is.
6.5
De rechtbank is verder van oordeel dat het CBR het onderzoeksrapport aan het ongeldig verklaren van het rijbewijs van eiser ten grondslag mocht leggen. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het rapport naar voren gebracht. Niet in geschil is dat eiser zelfgekweekte cannabis gebruikt, die niet is verstrekt door een apotheek en dat de cannabis niet door een arts (op recept) is voorgeschreven. De gebruikersverklaring die eiser heeft overgelegd, geeft enkel een verklaring waarom hij dagelijks cannabis gebruikt en dat zijn arts/zorgverlener daarmee bekend en akkoord is. Dat de cannabis uit de apotheek voor eiser onvoldoende werkt, maakt het niet anders. De door eiser gekweekte cannabis is sterker dan de vijf soorten die via de apotheek te verkrijgen zijn. Alleen dat gegeven maakt al dat de door eiser gekweekte cannabis niet kan worden gelijkgesteld aan voorgeschreven medicinale cannabis. De verwijzing naar de uitspraak van de CRvB van 28 juli 2011 kan eiser evenmin baten. Deze uitspraak gaat over de aanvraag om bijzondere bijstand, waarbij de vraag moest worden beantwoord of de kosten voor de zelfgekweekte cannabis ‘noodzakelijk’ waren. Dit betreft een geheel ander toetsingskader dan onderhavige zaak. Ook de verwijzing naar de website van artsenfederatie KNMG kan niet tot een ander oordeel leiden.
Nu geen sprake is van medicinaal cannabisgebruik in juridische zin, behoeft het betoog dat het gebruikte toetsingskader niet geschikt is voor gebruikers van medicinale cannabis geen bespreking meer. Ook behoeft daarom de vraag of door medicinaal gebruik gewenning optreedt geen bespreking meer.
Dat het woord ‘misbruik’ in de conclusie ‘cannabismisbruik resp. drugsmisbruik in de algemene, klinische betekenis van het woord’ eiser tegen de borst stuit omdat hij naar zijn mening geen drugs ‘misbruikt’, maar ‘gebruikt’ ter verlichting van zijn lichamelijke klachten, is invoelbaar, maar dat doet niet af een de algemene achterliggende gedachte achter de regelgeving: dat personen die met grote regelmaat drugs gebruiken, niet geschikt worden geacht om een auto te besturen.
Evenredigheid
6.6
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen [3] kan een rechter in zeer uitzonderlijke gevallen oordelen dat de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 buiten toepassing moet blijven, omdat de gevolgen van de Regeling onevenredig uitwerken.
6.7
De rechtbank begrijpt dat de gevolgen van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs voor eiser groot zijn. Dat hij niet meer met zijn auto naar het werk kan en dat hij een langere reistijd heeft met het openbaar vervoer is inherent aan het niet mogen autorijden en geldt voor eenieder van wie het rijbewijs ongeldig is verklaard. De bijzondere omstandigheid die eiser in dit kader heeft aangevoerd, is het feit dat hij de cannabis niet voor zijn plezier gebruikt, maar ter verlichting van zijn lichamelijke klachten. Dat is hiervoor al besproken en ziet niet op bijzondere omstandigheden in het persoonlijk leven van eiser die maken dat het feit dat hij geen auto meer mag rijden in zijn geval onevenredig uitpakt. Dergelijke omstandigheden heeft eiser niet aangevoerd, zodat zijn beroep op de evenredigheid niet kan slagen.
7.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het CBR terecht en op goede gronden eisers rijbewijs ongeldig heeft verklaard. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.S.J. van Kooij, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 30 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De rechter is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

BIJLAGE

Wettelijk kader

Wegenverkeerswet 1994
Artikel 130
1. Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.
Artikel 131
1. Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangewezen gevallen respectievelijk tot:
a. (…)
b. (…)
c. een onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid.
Het besluit wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de mededeling, genomen.
Artikel 134
1. Het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs indien de uitslag van het onderzoek daartoe aanleiding geeft. Bij ministeriële regeling worden de gevallen aangewezen waarin daarvan sprake is.
2. (…)
3. Het CBR deelt, indien het voornemens is het rijbewijs ongeldig te verklaren, dit mede aan de houder, tevens onder mededeling van de bevoegdheid van betrokkene om binnen twee weken een tweede onderzoek te verlangen.
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011Artikel 27
Het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, bedoeld in artikel 134, derde lid, van de wet, indien de uitslag van het onderzoek, respectievelijk de onderzoeken, inhoudt dat betrokkene:
a. niet de rijvaardigheid bezit voor de desbetreffende categorie of categorieën motorrijtuigen;
b. niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijk en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een of meer categorieën motorrijtuigen.
Regeling eisen geschiktheid rijvaardigheidArtikel 2
De eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen worden vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.
Bijlage behorende bij de Regeling eisen geschiktheid 2000
8.8.
Misbruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs)
Voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen is een specialistisch rapport vereist. Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt. Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport - geschikt kunnen worden geacht. Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.

Voetnoten

1.Inmiddels is dit de Richtlijn Drugsmisbruik in het kader van rijgeschiktheidskeuringen van de Federatie Medisch Specialisten, publicatiedatum 1 april 2022.
2.Zie ook ECLI:NL:RVS:2020:2633, r.o. 6.3
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 3 december 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2889)