In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een alleenstaande ouder, en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres ontving kindgebonden budget voor haar kinderen, maar de Belastingdienst herzag dit budget en vorderde een bedrag terug omdat eiseres volgens hen een toeslagpartner had. Eiseres had op 22 november 2018 met de heer [naam man] gehuwd, maar stelde dat zij slechts kort met hem had samengewoond en dat hij geen financiële bijdrage aan het huishouden had geleverd. Eiseres had op 12 april 2021 een verzoek tot echtscheiding ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet relevant was voor het berekeningsjaar 2020. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst terecht had vastgesteld dat eiseres in 2020 een toeslagpartner had en dat zij geen recht had op de alleenstaande ouderkorting. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de Belastingdienst vanwege gebrekkige motivering, maar liet de rechtsgevolgen in stand omdat de terugvordering niet onevenredig was. Eiseres kreeg het griffierecht vergoed en de Belastingdienst werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres.