ECLI:NL:RBZWB:2022:3610

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
BRE-22_737
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroepschrift wegens termijnoverschrijding in belastingzaak

In deze zaak heeft de belanghebbende een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Hilvarenbeek, betreffende een aanslag leges. De uitspraak op bezwaar dateert van 13 december 2021, en de wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 24 januari 2022. Het beroepschrift is echter pas op 3 februari 2022 digitaal bij de rechtbank ontvangen, wat betekent dat het niet-tijdig is ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift dwingend is en dat bij termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring volgt, tenzij de overschrijding als 'verschoonbaar' kan worden aangemerkt.

De belanghebbende heeft aangevoerd dat zij door ziekte niet in staat was om tijdig beroep in te stellen. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie van de belanghebbende, oordeelt zij dat de aangevoerde redenen niet voldoende zijn om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te kwalificeren. De rechtbank benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de belanghebbende is om tijdig juridische hulp in te schakelen, vooral gezien haar beperkte digitale vaardigheden en gebrek aan ervaring met juridische procedures. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft de uitspraak gedaan op 1 juli 2022, en deze is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank, waarbij de indiener kan verzoeken om gehoord te worden over het verzet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 22/737
uitspraak van 1 juli 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hilvarenbeek,

de heffingsambtenaar.

Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar tegen de aanslag leges met aanslagnummer [aanslagnummer].
De uitspraak op bezwaar heeft als dagtekening 13 december 2021. Er zijn geen aanwijzingen dat verzending aan belanghebbende pas na die dagtekening heeft plaatsgevonden.
De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn eindigde op maandag 24 januari 2022. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ook is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Het beroepschrift is op 3 februari 2022 digitaal bij de rechtbank ontvangen. Het beroepschrift is daarom niet-tijdig ingediend.
De wetsartikelen over beroepstermijnen zijn dwingend van aard. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest”, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.
De griffier heeft belanghebbende de kans gegeven zich uit te laten over de reden voor de termijnoverschrijding.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat ze vanwege ziekte niet in staat was om adequaat te reageren en tijdig beroep in te stellen. Op het moment dat belanghebbende aan de beterende hand was, en de beroepstermijn verstreken was, heeft ze iemand kunnen vinden die haar kon helpen. Daarnaast zijn haar digitale vaardigheden beperkt en heeft ze geen ervaring met juridische procedures.
De rechtbank is van oordeel dat deze redenen de overschrijding niet verschoonbaar maken.
Dat belanghebbende kampte met gezondheidsklachten is uiteraard vervelend, maar enkel de stelling van belanghebbende zonder verdere onderbouwing is niet voldoende en het is dan ook niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende niet in staat is geweest tijdig een beroepschrift in te dienen of een ander in te schakelen om dit namens haar te doen. Mede bij gebrek aan juridische kennis of digitale vaardigheden is het verstandig om (tijdig) iemand in te schakelen of zichzelf te laten informeren. Belanghebbende is daar zelf voor verantwoordelijk.
Het beroep is daarom, gelet op de artikelen 6:7 tot en met 6:11 van de Awb, kennelijk niet-ontvankelijk.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 1 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.