ECLI:NL:RBZWB:2022:3609
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroepschrift inzake naheffingsaanslag omzetbelasting door termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 juli 2022 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroepschrift dat was ingediend door een belanghebbende tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting. De belanghebbende had een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst, die dateerde van 10 december 2021. De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift was zes weken en eindigde op 21 januari 2022. Het beroepschrift werd echter pas op 29 januari 2022 digitaal bij de rechtbank ontvangen, waardoor het niet-tijdig was ingediend.
De rechtbank overwoog dat de wetsartikelen over beroepstermijnen dwingend zijn en dat bij termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring volgt, tenzij er sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. De belanghebbende voerde aan dat hij niet in het bezit was van een computer en niet de vaardigheden had om digitaal in te dienen. Hij had ook geen financiële middelen om een professioneel gemachtigde in te schakelen. Ondanks zijn pogingen om een DigiD-code aan te vragen, was hij niet in staat om tijdig beroep in te dienen.
De rechtbank toonde begrip voor de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende, maar oordeelde dat hij niet had aangetoond dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De rechtbank benadrukte dat het ook mogelijk was geweest om het beroepschrift per post in te dienen of persoonlijk af te geven bij de rechtbank. Aangezien de belanghebbende niet tijdig had ingediend, verklaarde de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.