ECLI:NL:RBZWB:2022:3585
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkverklaring van bezwaren tegen een last onder dwangsom
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 4 juli 2022, worden de beroepen van eisers tegen de niet-ontvankelijkverklaring van hun bezwaren tegen een last onder dwangsom beoordeeld. De eisers, vertegenwoordigd door mr. T. Altindag, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, dat hen op 12 november 2019 een last onder dwangsom had opgelegd. De rechtbank heeft de beroepen op 24 mei 2022 behandeld, waarbij ook vertegenwoordigers van het college aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de bezwaren van eisers niet ontvankelijk zijn verklaard omdat deze na afloop van de bezwaartermijn zijn ingediend. De rechtbank onderzoekt of de last onder dwangsom op de juiste wijze is bekendgemaakt. Eisers stellen dat de last niet naar het juiste adres is verzonden, maar de rechtbank oordeelt dat het college de last op de juiste wijze heeft bekendgemaakt, conform artikel 5:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de last aangetekend is verzonden en dat de eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd om het vermoeden van ontvangst te ontkrachten.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank de beroepen ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. De eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.