ECLI:NL:RBZWB:2022:3578

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juni 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
C/02/398585 / JE RK 22-1037
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in een netwerkpleeggezin na zorgelijke leefsituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juni 2022 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie bij de vader onhoudbaar is geworden, vooral na een incident in juni 2022 waarbij de kinderen overstuur raakten door de dronken toestand van de vader. De kinderen verblijven momenteel bij hun grootouders, waar zij aangeven zich veiliger te voelen. De kinderrechter heeft geconstateerd dat het toezicht door de gecertificeerde instelling (GI) tekort is geschoten, wat heeft geleid tot een escalatie van de situatie. De GI heeft verzocht om een spoeduithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin, wat door de kinderrechter is toegewezen. De machtiging is verleend met ingang van 27 juni 2022 en loopt tot 1 november 2022. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om een rapportage te maken over de situatie en het perspectief van de kinderen, en om een herzien plan van aanpak voor de ondertoezichtstelling op te stellen. De ouders zijn niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, waardoor hun standpunten niet bekend zijn. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, gezien de noodzaak voor de ontwikkeling van de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/398585 / JE RK 22-1037
Datum uitspraak: 27 juni 2022

nadere beschikking van de kinderrechter over een spoeduithuisplaatsing

in de zaak van

[naam] ,

[locatie] , hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
betreffende

[naam] , geboren op [geboortedag] 2008 te Bergen op Zoom,

hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[naam] , geboren op [geboortedag] 2009 te Bergen op Zoom,

hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam] , hierna te noemen: de moeder,

wonende te [plaats] ,

[naam] , hierna te noemen: de vader,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het nadere procesverloop

Het (nadere) verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank en de daarin genoemde en vermelde stukken.
Op 22 juni 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen is:
- een vertegenwoordigster van de GI.
De kinderrechter heeft bijzondere toestemming verleend aan de GI om via een beeld/bellen verbinding (Teams) deel te nemen aan de mondelinge behandeling.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
- de moeder;
- de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgevoerd door de ouders.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de vader, maar verblijven op dit moment bij de grootouders moederszijde (hierna: mz).
Bij beschikking van 27 april 2012 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 27 april 2023.
Bij beschikking van 17 juni 2022 is het verzoek om een beslissing te nemen op het verzoek om een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing te verlenen zonder voorafgaand horen van belanghebbenden afgewezen. Bij deze beschikking is bepaald dat het verzoek om een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlenen spoedig mondeling behandelt dient te worden.

Het verzoek

De GI verzoekt met spoed [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit huis te plaatsen in een netwerkpleeggezin voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De GI handhaaft haar verzoek. In het verzoekschrift is – kort samengevat – het volgende naar voren gebracht. In het weekend van 11 op 12 juni 2022 heeft er een incident plaatsgevonden bij de vader thuis waar [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij betrokken waren danwel getuige van zijn geweest. Omwonenden hebben naar aanleiding van tumult bij de woning van de vader de politie gebeld. De politieagenten ter plaatse hebben gezien dat de kinderen overstuur waren, dat de vader in een dronken toestand was en dat de vader niet effectief reageerde op aanwijzingen van de agenten. De politieagenten schatte de situatie dusdanig onveilig in voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat zij besloten de kinderen mee te nemen en onder te brengen bij de grootouders mz. De vader reageerde hier volgens de politieagenten verbaal en fysiek agressief op waardoor de agenten tegen de vader hebben moeten optreden. Dit heeft veel indruk gemaakt op de kinderen. Het was de bedoeling dat beide kinderen de volgende dag weer terug naar hun vader zouden gaan, maar de kinderen hebben beide aangegeven dit niet te willen. Sindsdien zijn erbij de GI meerdere zorgelijke signalen binnen gekomen over de situatie bij de vader dat de GI van mening is dat het niet verantwoord is dat de kinderen terug naar de vader gaan. De vader heeft bij de GI verklaard op 11 juni 2022 een drankje te hebben gedaan op het feestje waar hij met [minderjarige 1] heen is geweest die avond en dat hij thuis vervolgens op de bank in slaap is gevallen. Volgens de GI kan hij zich niet herinneren dat er die avond sprake is geweest van tumult of lawaai. De GI vindt dit zeer zorgelijk. Naast dat de GI zich zorgen maakt over het drankgebruik van de vader, zijn er ook vermoedens van drugsgebruik. Vader ontkent dit laatste bij de GI. Verder is door de politieagenten geconstateerd dat de keuken van de vader erg bevuild was en dat er in deze ruimte duidelijk al langere tijd niet is schoongemaakt. Het schoonhouden van het huis is een steeds terugkerend aandachtspunt in de hulpverlening en SDW is ingezet om hier op toe te zien. De GI heeft de vader hier aangesproken op de constatering van de politie. Vervolgens oogde tijdens het huisbezoek de keuken schoon, maar opvallend was wel dat er veel vliegen in huis waren, vele spinnenwebben/stofnesten en veel schimmelplekken op de muren zichtbaar waren. De GI heeft daarnaast vernomen dat de kinderen bij hun vader aan hun lot overgelaten worden en zichzelf moeten zien te redden bij hem. De vader heeft dit ook bij de GI bevestigt. Gezien wordt vanuit de GI dat de vader veel van zijn kinderen houdt, maar dat hij op dit moment de kinderen niet de opvoeding en verzorging kan geven die zij nodig hebben.
In aanvulling op het verzoekschrift heeft de GI tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat ondanks de inzet van SDW het de vader niet is gelukt de woning schoon te houden voor de kinderen. De GI vraagt zich af in hoeverre SDW heeft toegezien op de hygiëne in de woning nu naar aanleiding van het huisbezoek blijkt dat in de woning vermoedelijk al langer niet grondig is schoongemaakt. Voor nu geven de kinderen bij de GI aan bij hun grootouders te willen blijven en niet terug te willen naar hun vader. De eerste screening vanuit pleegzorg is goed verlopen en de GI heeft er het vertrouwen in dat de grootouders de zorg en opvoeding voor de kinderen (voorlopig) op zich kunnen nemen. Vanwege de weerstand bij de kinderen is nog niet nagedacht over het contactherstel met de vader. Het is belangrijk voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat er eerst duidelijkheid voor hen is dat zij voorlopig bij hun grootouders mogen blijven en dat vervolgens vanuit alle rust stappen gezet worden in het contactherstel met hun vader. De GI wil de komende periode gebruiken om de plaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de grootouders te formaliseren en toe te werken naar een situatie waarbij de vader achter de plaatsing bij grootouders kan staan. De GI denkt in de toekomst aan een deeltijdnetwerkplaatsing, maar daarvoor zijn de zorgen op dit moment nog te groot. Verder noemt de GI dat er een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) voor moeder is ingediend met betrekking tot een gezagsbeëindigende maatregel. De GI is voornemens om de Raad te verzoeken het onderzoek niet alleen te richten op de moeder, maar ook de vader. Dit is ook de reden voor de GI geweest om voor een langere duur de machtiging uithuisplaatsing te verzoeken, namelijk voor de duur van de ondertoezichtstelling. Gelet op de vele jaren dat de ondertoezichtstelling voor de kinderen loopt vindt de GI het belangrijk dat nu een goed plan wordt gemaakt voor de toekomst van beide kinderen en dat een goede modus wordt gevonden waarbinnen de kinderen zich goed verder kunnen ontwikkelen.
Zowel de moeder als de vader zijn niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling en hebben ook voorafgaand aan de mondelinge behandeling hun zienswijze niet bij de kinderrechter bekend gemaakt. De kinderrechter is daarom niet op de hoogte van het standpunt van de vader of de moeder.

De beoordeling

Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Op basis van de stukken en de informatie die gedeeld is tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten zoals genoemd in artikel 1:265b lid 1 BW. Bij de vorige mondelinge behandeling in april jl. leken er goede afspraken te zijn gemaakt. Ondanks de problematiek die op dat moment bij vader speelde zou hij de hulpverlening aanvaarden en zou het SDW één keer per week langs gaan bij de vader om onder andere toe te zien op het schoonmaken c.q. schoonhouden van de woning. Het verbaast de kinderrechter dan ook dat de situatie zodanig heeft kunnen escaleren dat de woning niet langer schoon is en de kinderen nu aangeven bij de GI dat zij niet langer bij de vader willen wonen. Het is zeer zorgelijk dat de kinderen sinds dat zij bij de grootouders mz verblijven aangeven dat er meer dingen niet goed gingen waarvan de GI geen weet had. De door hen gedane uitspraken zijn ernstig van aard. Dat geeft voeding aan het vermoeden dat het jarenlange toezicht door en namens de GI op meerdere onderdelen te kort is geschoten. Ook het aspect dat de kinderen eerst toen hun vader geen invloed op hen kan uitoefenen met hun ernstige beschrijving van hun leefsituatie zijn gekomen, draagt hieraan bij.
De kinderen zijn bij de GI heel duidelijk geweest in hun wens bij hun grootouders te willen verblijven. De kinderrechter zal naar deze wens luisteren. De kinderrechter is het eens met de GI dat het op dit moment niet in het belang is van de kinderen hen terug te laten keren naar de vader. Hij zal het verzoek van de GI daarom toewijzen en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een netwerkpleeggezin, te weten de grootouders mz, verlenen.
De kinderrechter zal dit niet doen voor de gehele verzochte duur, maar hij zal over een gedeelte van het verzoek op een later moment een beslissing nemen. De machtiging tot uithuisplaatsing wordt voor nu verleend met ingang van 27 juni 2022 en tot 1 november 2022. De kinderrechter doet dit omdat hij vindt dat er vanuit de GI op korte termijn aan de kinderrechter gerapporteerd moet worden hoe de situatie zo uit de hand heeft kunnen lopen en welke gevaren er in dit verband zijn geweest voor de kinderen zolang zij bij de vader hebben verbleven. Daarnaast moet de GI duidelijkheid geven over het perspectief op korte termijn van de kinderen. De ondertoezichtstelling loopt al sinds 2012. Het is tijd dat koers gaat worden bepaald en vanuit deze koers de juiste passende hulpverlening wordt ingezet. De kinderrechter verwacht van de GI dat zij
twee weken voorafgaand aan de hierna vermelde mondelinge behandelingeen briefverslag overlegt – onder gelijktijdige verstrekking aan de ouders – waarin zij de hiervoor genoemde punten nader toelicht. Ook moet de GI in het briefverslag een update geven over de stand van zaken met betrekking tot het VTO, en de vraag of de Raad ook de situatie van de vader mee zal nemen in het door de Raad nog te starten onderzoek. Het is belangrijk dat de positie van beide ouders wordt onderzocht zodat dit ook kan worden meegenomen bij de inzet van verdere hulpverlening. Tot slot moet de GI een herzien plan van aanpak ondertoezichtstelling bij het briefverslag overleggen, waarin de voornoemde onderwerpen terugkomen en zijn voorzien van doelstellingen, tijdpad en methode van aanpak. De behandeling van het resterende deel van het verzoek zal worden aangehouden tot na te noemen mondelinge behandeling.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een netwerkpleeggezin, te weten de grootouders (mz) met ingang van 27 juni 2022 en tot 1 november 2022;
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek aan tot de mondelinge behandeling van
14 oktober 2022 te 13:00 uur, en voor de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] die dag om respectievelijk
12:30uuren
12:45 uur,bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, Kousteensedijk 2, 4331 JE in afwachting van het verslag van de GI zoals weergegeven in de beoordeling en het standpunt van de GI over het resterend verzoek;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproep voor die mondelinge behandeling voor de moeder, de vader en de GI;
bepaalt dat de minderjarigen bij aparte brief worden opgeroepen voor het gesprek met de kinderrechter;
houdt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.J. Duinhof, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.C. Cornelisse, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.