ECLI:NL:RBZWB:2022:3532

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
21_866
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag accijns en de toepassing van het vertrouwens-, evenredigheids- en zorgvuldigheidsbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juli 2022, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 15 februari 2021 beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag accijns opgelegd van € 10.788, met een belastingrente van € 98. De rechtbank behandelt het beroep dat is ingediend na de ongegrondverklaring van het bezwaar door de inspecteur. Tijdens de zitting op 25 mei 2022 waren zowel de belanghebbende als zijn gemachtigde aanwezig, evenals de inspecteur.

De rechtbank onderzoekt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, met name of de belanghebbende accijnsgoederen voorhanden heeft gehad. Dit betreft een doorzoeking op 5 november 2019 in de woning van de belanghebbende, waar 56.400 sigaretten zonder accijnszegels zijn aangetroffen. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd, en dat er geen schending is van het vertrouwensbeginsel, evenredigheidsbeginsel of zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank stelt vast dat de belanghebbende niet heeft aangetoond dat de sigaretten voor eigen gebruik waren en dat de inspecteur geen beoordelingsvrijheid heeft bij het opleggen van de accijns.

De rechtbank wijst het beroep van de belanghebbende af, waardoor de naheffingsaanslag en de belastingrente in stand blijven. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/866
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juli 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,
en
De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 15 februari 2021.
1.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag accijns opgelegd van € 10.788 en daarbij € 98 belastingrente in rekening gebracht (aanslagnummer [aanslagnummer]).
1.3.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.4.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 25 mei 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, de gemachtigde van belanghebbende, mr. R.W.J.L. Loonen van Boumans en Partners advocaten kantoorhoudende te Heerlen en namens de inspecteur, [inspecteur].

2.Feiten

In de woning van belanghebbende heeft op 5 november 2019 een doorzoeking plaatsgevonden door de politie. In de woning zijn 56.400 sigaretten aangetroffen. De pakjes waar de sigaretten in zaten waren niet voorzien van accijnszegels. De aangetroffen sigaretten zijn in beslag genomen.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag accijns terecht is opgelegd. Meer specifiek beoordeelt de rechtbank of belanghebbende de onderhavige accijnsgoederen voorhanden heeft gehad dan wel betrokken was bij het voorhanden hebben ervan als bedoeld in artikel 51, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet op de accijns (WA). Daarnaast beoordeelt de rechtbank of het vertrouwensbeginsel, het evenredigheidsbeginsel, en het zorgvuldigheidsbeginsel zijn geschonden. De beoordeling door de rechtbank vindt plaats aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de naheffingsaanslag terecht opgelegd. Voorts is geen sprake van een schending van het vertrouwensbeginsel, het evenredigheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Belastbaar feit
3.3.
Onder de naam accijns wordt een belasting geheven van onder andere tabaksproducten. [1] Ter zake van de uitslag tot verbruik van onder andere tabaksgoederen wordt accijns verschuldigd. [2] Onder uitslag tot verbruik wordt onder meer verstaan het voorhanden hebben van een accijnsgoed buiten een accijnsschorsingsregeling wanneer over dat goed geen accijns is geheven overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het gemeenschapsrecht en de nationale wetgeving. [3]
Er is geen accijns verschuldigd ter zake van door particulieren voor eigen behoefte verkregen en door henzelf vanuit een andere lidstaat naar Nederland vervoerde accijnsgoederen. [4] Geacht wordt dat sigaretten niet voor eigen behoeften voorhanden worden gehouden indien de gehouden sigaretten de hoeveelheid van 800 stuks overschrijden, tenzij het tegendeel wordt aangetoond. [5]
3.4.
Belanghebbende heeft betoogd dat de sigaretten werden gehouden voor eigen gebruik.
3.5.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt belanghebbendes betoog niet. Niet gesteld is dat belanghebbende de sigaretten zelf vanuit een andere lidstaat naar Nederland heeft vervoerd. Daarnaast wordt – gelet op de hoeveel aangetroffen sigaretten in belanghebbendes woning – geacht dat hij deze niet voor eigen gebruik voorhanden heeft gehad. Er is in dat kader geen tegenbewijs geleverd. Voor dat geval is niet in geschil dat sprake is van een belastbare feit. Evenmin is in dit geval in geschil dat belanghebbende belastingplichtig is.
Vertrouwensbeginsel
3.6.
Belanghebbende doet een beroep op het vertrouwensbeginsel. Daartoe voert hij aan dat bij het verhoor van 20 november 2019 door de douaneambtenaren aan belanghebbende is toegezegd dat hij geen accijns verschuldigd zou zijn over de aangetroffen sigaretten.
3.7.
Belanghebbende, op wie de bewijslast rust, heeft tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat de betreffende douaneambtenaren uitlatingen hebben gedaan over het al dan niet verschuldigdheid zijn van accijns. Van het verhoor van 20 november 2019 is een verslag opgemaakt dat is gevoegd bij het proces-verbaal. Uit dat verslag kan niet worden opgemaakt dat de verschuldigdheid van accijns ter sprake is geweest. Een van de ambtenaren heeft op verzoek van de inspecteur een schriftelijke verklaring opgemaakt waarin hij de gang van zaken tijdens het verhoor heeft omschreven. Ook daaruit volgt niet dat de verschuldigdheid van accijns aan de orde is geweest. De rechtbank ziet verder geen aanleiding om te twijfelen aan de authenticiteit van het verslag of de verklaring. Daartegen heeft belanghebbende verder niets aangevoerd. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt dan niet.
Evenredigheidsbeginsel en zorgvuldigheidsbeginsel
3.8.
Belanghebbende heeft verder aangevoerd dat sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Belanghebbende stelt dat de aan hem opgelegde naheffingsaanslag in verhouding tot zijn inkomen erg hoog is. De inspecteur heeft aan die omstandigheid volgens belanghebbende onvoldoende rekenschap gegeven bij het opleggen van de aanslag. Verder is het volgens belanghebbende onzorgvuldig dat de inspecteur een mediationverzoek heeft afgewezen.
3.9.
De rechtbank stelt voorop dat het hier gaat om een naheffing van accijns waarvan het tarief rechtstreeks voortvloeit uit de wettelijke bepalingen in de WA. De inspecteur komt daarbij geen beoordelings- of beleidsvrijheid toe. Daarbij is het inherent aan een tariefstelling voor accijnsgoederen dat deze bij grotere hoeveelheden accijnsgoederen tot een hoge(re) belastingschuld kunnen leiden. Het is dan niet aan de rechter aan deze tariefstelling voorbij te gaan op grond van het evenredigheidsbeginsel
Voorts is niet aannemelijk gemaakt dat de inspecteur onzorgvuldig heeft gehandeld. De bezwaarprocedure is naar behoren doorlopen. Dat de inspecteur niet heeft ingestemd met het mediationtraject maakt niet dat hij het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden. Daarbij verdient opmerking dat aan belanghebbende voldoende gelegenheid is geboden om te worden gehoord.
Belastingrente
3.10.
Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de belastingrentebeschikking. Hierbij wijst de rechtbank belanghebbende erop dat het bedrag van de belastingrente het bedrag van de aanslag volgt.

4.Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente in stand blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Krishnapillai, griffier, op 6 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder f van de WA.
2.Artikel 1, tweede lid van de WA.
3.Artikel 2, eerste lid, onderdeel b van de WA.
4.Artikel 2d, eerste lid van de WA.
5.Artikel 2d, tweede lid van de WA in samenhang met artikel 3a, aanhef en onderdeel e van de Uitvoeringsregeling accijns.