ECLI:NL:RBZWB:2022:3528

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
20_9513
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2018 met betrekking tot zorgkosten en verzuimboete

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juli 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de ambtshalve opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018 beoordeeld. De inspecteur had een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.201, en daarnaast belastingrente van € 202 in rekening gebracht en een verzuimboete van € 369 opgelegd. Belanghebbende heeft beroep aangetekend tegen de uitspraak op bezwaar inzake de aanslag IB/PVV 2017, maar de rechtbank stelt vast dat het geschil enkel betrekking heeft op het jaar 2018.

Tijdens de zitting op 25 mei 2022 is gebleken dat er geen geschil meer bestond over het feit dat belanghebbende niet premieplichtig is en dat hij kwalificerende buitenlandse belastingplichtige is. Ook is er recht op een aftrek eigen woning van € 1.111. Het resterende geschil betrof de aftrek van zorgkosten en de opgelegde verzuimboete. Partijen hebben ter zitting een compromis bereikt, waarbij de zorgkosten in aftrek worden toegestaan, maar de verzuimboete blijft gehandhaafd.

De rechtbank heeft de aanslag IB/PVV 2018 verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.650, met toepassing van de geldende heffingskortingen. De belastingrente is in overeenstemming daarmee verminderd, maar de verzuimboete blijft in stand. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 48,- aan belanghebbende moet vergoeden, evenals een vergoeding van € 800,- voor proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9513
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juli 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats] ([land]), belanghebbende
(gemachtigde: [gemachtigde]),
en
De inspecteur van de belastingdienst(de inspecteur).

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op het verzoek van 11 mei 2020.
1.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 ambtshalve een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.201.
1.3.
Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur belanghebbende
€ 202 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking) en belanghebbende een verzuimboete van € 369 opgelegd.
1.4.
Belanghebbende is in beroep gekomen tegen een uitspraak op bezwaar inzake de aanslag IB/PVV 2017. In dat kader zijn ook stukken inzake 2018 ingestuurd. In dat verband heeft de inspecteur zich verweerd voor zowel het jaar 2017 als het jaar 2018. Ter zitting is gebleken dat het belanghebbende alleen om 2018 gaat. De rechtbank gaat ervan uit – gelet op het verloop van de zitting en het ter zitting bereikte compromis – dat partijen instemmen met rechtstreeks beroep.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 25 mei 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur, [inspecteur] en [inspecteur].

2.Beoordeling door de rechtbank

2.1.
Voorafgaand aan de zitting was tussen partijen al niet meer in geschil dat belanghebbende niet premieplichtig is, dat belanghebbende kwalificerende buitenlandse belastingplichtige is, en dat er recht bestaat op een aftrek eigen woning van € 1.111. Het resterende geschil betrof de aftrek van zorgkosten en de opgelegde verzuimboete. Ter zitting hebben partijen daarover een compromis bereikt. Dat compromis houdt in dat de in 2018 opgevoerde zorgkosten in aftrek worden toegestaan en dat de verzuimboete gehandhaafd blijft. De rechtbank ziet geen aanleiding tot een ander oordeel te komen.
2.2.
Omdat de rechtbank hier ter beoordeling de aanslag IB/PVV 2018 van 26 februari 2020 heeft, leidt dat tot het volgende oordeel.
2.3.
De rechtbank vermindert de aanslag IB/PVV 2018 met het bedrag van de premie volksverzekeringen en tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.650 met toepassing van het IB-deel van de geldende heffingskortingen. De in rekening gebrachte belastingrente wordt in overeenstemming daarmee verminderd. De verzuimboete blijft in stand.

3.Conclusie en gevolgen

3.1.
Het beroep is gegrond. Omdat het beroep gegrond is moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding voor zijn proceskosten. De inspecteur moet deze vergoeding betalen. Ter zitting zijn partijen in het kader van hun compromis overeengekomen dat deze vergoeding € 800,- bedraagt.

4.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vermindert de aanslag IB/PVV met het bedrag van de premie volksverzekeringen en tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.650 met toepassing van het IB-deel van de geldende heffingskortingen;
  • wijzigt de belastingrentebeschikking in overeenstemming daarmee;
  • handhaaft de verzuimboete;
  • bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 48,- aan belanghebbende moet vergoeden;
  • veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 800,- aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van
mr.A. Krishnapillai, griffier, op 6 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.