ECLI:NL:RBZWB:2022:3453
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
Op 24 juni 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De belanghebbende had een aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2018 ingediend. Aangezien er op 19 januari 2021 al een uitspraak op bezwaar was gedaan, heeft de inspecteur de aangifte als beroepschrift aangemerkt en doorgestuurd naar de rechtbank, die bevoegd was om het beroep te behandelen.
De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank legt uit dat een persoon die beroep instelt, griffierecht moet betalen, zoals vastgelegd in artikel 8:41 van de Awb. In deze zaak bedraagt het griffierecht € 50,-. De griffier heeft de belanghebbende per aangetekende brief op 14 februari 2022 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen vier weken te betalen.
Volgens Track&Trace van PostNL is de aangetekende brief afgeleverd op het door de inspecteur opgegeven adres, waar de belanghebbende ook ingeschreven staat. Desondanks heeft de belanghebbende het griffierecht niet tijdig betaald, wat de rechtbank noopte om het beroep als kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.