ECLI:NL:RBZWB:2022:3445
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken machtiging
Op 24 juni 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 8 december 2021. De rechtbank heeft het beroep echter kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Dit gebeurde zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank legt uit dat iemand die namens een ander beroep instelt, op verzoek van de rechtbank een machtiging moet indienen. Dit is vastgelegd in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb. In dit geval heeft de gemachtigde van de belanghebbende bij het beroepschrift geen machtiging overgelegd. De rechtbank heeft de gemachtigde meerdere keren verzocht om dit verzuim te herstellen, maar er is geen machtiging ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangetekende brief met het verzoek om de machtiging te overleggen, op het door de gemachtigde opgegeven adres is afgeleverd. Ondanks herhaalde verzoeken is er geen machtiging overgelegd, waardoor de rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.