ECLI:NL:RBZWB:2022:3442
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen belastingaanslagen en ambtshalve vermindering
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (Zvw) over de jaren 2012 en 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanslag over 2012 niet op de juiste wijze bekend is gemaakt, waardoor de bezwaartermijn niet was gaan lopen. De rechtbank heeft de tweede uitspraak op bezwaar van de inspecteur vernietigd, maar oordeelde dat het beroep van de belanghebbende te laat was ingediend.
Wat betreft de aanslag over 2013, heeft de rechtbank vastgesteld dat de beroepstermijn ook hier was overschreden. De rechtbank heeft geen redenen gevonden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken, waardoor de beroepen tegen de uitspraken op bezwaar niet-ontvankelijk zijn verklaard. De rechtbank heeft ook de brief van de belanghebbende van 28 februari 2019 als een verzoek om ambtshalve vermindering behandeld, maar dit verzoek werd afgewezen wegens overschrijding van de vijfjaarstermijn. De rechtbank heeft de inspecteur opgedragen om de stukken van de belanghebbende in behandeling te nemen als bezwaar tegen de afwijzing van de ambtshalve vermindering.
De rechtbank heeft de belanghebbende in het gelijk gesteld voor wat betreft de vernietiging van de uitspraak op bezwaar van 16 augustus 2019, maar de overige beroepen niet-ontvankelijk verklaard. De inspecteur is opgedragen het door de belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden.