ECLI:NL:RBZWB:2022:3439
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
Op 24 juni 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende, wonende te [woonplaats], in beroep ging tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2018. De inspecteur van de Belastingdienst had de aangifte van belanghebbende na de uitspraak op bezwaar aangemerkt als beroepschrift en doorgezonden naar de rechtbank. Belanghebbende was griffierecht verschuldigd van € 50,00, waarvoor hij schriftelijk was geïnformeerd door de griffier.
De griffier had belanghebbende in een aangetekende brief van 6 maart 2022 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en aangegeven dat niet-ontvankelijkverklaring kon volgen indien het griffierecht niet binnen vier weken was overgemaakt. De brief was afgeleverd op het door de Belastingdienst gehanteerde adres, maar volgens de administratie van de rechtbank was het griffierecht niet ontvangen.
Hierdoor verklaarde de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, en werd openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.