ECLI:NL:RBZWB:2022:3434
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake onroerende zaak belasting
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. De belanghebbende, wonende in [woonplaats], had beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar door de heffingsambtenaar van de gemeente [verweerder]. De heffingsambtenaar had op 29 februari 2020 de waarde van de woning aan [adres] vastgesteld en het bezwaar van de belanghebbende op 27 augustus 2021 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend.
De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond verklaard zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift op 24 februari 2021 was ontvangen, terwijl de termijn voor indiening op grond van de Awb zes weken na de dagtekening van de aanslag begon. Aangezien de dagtekening 29 februari 2020 was, was het bezwaarschrift niet tijdig ingediend. De belanghebbende heeft geen verontschuldiging voor de termijnoverschrijding gegeven, waardoor de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard.
Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om vergoeding van immateriële schade afgewezen, omdat er minder dan 24 maanden waren verstreken sinds de indiening van het bezwaar. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.