ECLI:NL:RBZWB:2022:3361

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
22 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2981
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake last onder bestuursdwang voor woning sluiting wegens drugshandel

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een huurder van een woning, en de burgemeester van de gemeente Rucphen. De burgemeester had op 23 december 2020 een last onder bestuursdwang opgelegd, waarbij de woning van eiseres voor drie maanden gesloten moest worden vanwege de aanwezigheid van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs, waaronder amfetamine en GHB. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de burgemeester verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 29 maart 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de burgemeester.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, gezien de aangetroffen hoeveelheden drugs die als handelshoeveelheid werden beschouwd. Eiseres voerde aan dat zij niet verantwoordelijk was voor de aangetroffen drugs en dat de sluiting van de woning onevenredig zwaar was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiseres als huurder verantwoordelijk is voor wat er in haar woning gebeurt en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de sluiting onterecht maakten. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2981 OPIUMW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [woonplaats 1] , eiseres

gemachtigde: mr. K.R. Verkaart,
en

de burgemeester van de gemeente Rucphen, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 23 december 2020 (primair besluit) heeft de burgemeester een last onder bestuursdwang opgelegd strekkende tot sluiting van de woning van eiseres aan de [adres] te [woonplaats 2] voor de duur van drie maanden op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
In het besluit van 27 mei 2021 (bestreden besluit) heeft de burgemeester het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 29 maart 2022.
Hierbij waren aanwezig eiseres, haar gemachtigde, en mr. S.F.J. Gelevert en [naam vertegenwoordiger] namens de burgemeester.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres huurde de woning aan de [adres] te [woonplaats 2] (hierna: de woning) van [naam stichting] te [woonplaats 1] . Het betreft een twee-onder-een-kap woning.
Middels de bestuurlijke rapportage van de politie Zeeland-West-Brabant, Basisteam Roosendaal, van 6 november 2020 is de burgemeester op de hoogte gesteld van een doorzoeking in de woning op 5 november 2020. Uit de politie-informatie blijkt dat bij het doorzoeken van de woning de volgende middelen (in de slaapkamer onder het dekbed, in de woonkamer in een Albert Heijn-tas en in de buurt van een kluis, en in een auto) zijn aangetroffen:
- 2223 gram amfetamine
- 550 milliliter GHB
- 107 gram Flakka
- 138 Xtc-pillen
- 4 gram Methadon
- 142 gram onbekende substantie.
Naar aanleiding van deze bevindingen heeft de burgemeester in de brief van 26 november 2020 aan eiseres kenbaar gemaakt dat hij het aannemelijk vindt dat de hoeveelheden harddrugs die in de woning zijn aangetroffen, aan te merken zijn als een handelshoeveelheid, en dat de woning betrokken is bij de verkoop, aflevering of verstrekking van verdovende middelen. Deze eerste constatering van deze hoeveelheden harddrugs leidt volgens zijn beleid direct tot sluiting van de woning voor een periode van drie maanden, aldus de burgemeester.
Op 2 december 2020 heeft de politie de burgemeester bericht over eerdere meldingen op 6 en 20 oktober 2020 betreffende het adres van de woning.
Eiseres heeft tegen het voornemen van de burgemeester een zienswijze kenbaar gemaakt.
In het primaire besluit van 23 december 2020 heeft de burgemeester eiseres gelast om de woning te sluiten met ingang van 5 januari 2021 en ervoor te zorgen dat de woning gesloten blijft voor een periode van drie maanden. Aan eiseres is medegedeeld dat aan de last kan worden voldaan door de woning fysiek en volledig af te sluiten en indien noodzakelijk de toegangsdeuren en ramen af te sluiten met houten platen. Aan de buitenkant van de woning zal kenbaar worden gemaakt dat deze op last van de burgemeester is gesloten. Hierna wordt het pand verzegeld. Wanneer eiseres zelf niet aan de last voldoet, zal de burgemeester de woning laten afsluiten en worden de kosten op eiseres verhaald. Nadat de woning is gesloten en verzegeld, is het verboden om het pand gedurende de sluitingsperiode te betreden, tenzij eiseres hiervoor schriftelijk toestemming heeft van de burgemeester. Een kopie van het primaire besluit is aan [naam stichting] verzonden. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Middels een proces-verbaal van bevindingen van de politie Zeeland-West-Brabant, Basisteam Roosendaal, van 14 januari 2021, is de burgemeester in kennis gesteld van het resultaat van een buurtonderzoek in de straat waar de woning is gelegen. Uit dit proces-verbaal blijkt dat bewoners in de straat - ook na de inval in november 2020 nog - overlast ervaren van personen die de woning (korte of langere tijd) bezoeken en daarbij regelmatig bij het verkeerde huis aanbellen. De buurtbewoners voelen zich hierdoor onveilig.
Een hangende bezwaar ingediend verzoek om voorlopige voorziening is door de voorzieningenrechter van deze rechtbank bij uitspraak van 18 januari 2021 afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft tevens de bij wijze van ordemaatregel opgelegde schorsing van het primaire besluit opgeheven per 25 januari 2021, 15.00 uur.
Bij brief van 21 januari 2021 heeft de burgemeester eiseres gesommeerd om de woning te sluiten met ingang van 25 januari 2021, direct na 15.00 uur, voor de duur van drie maanden. Op 20 april 2021 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarna de Commissie bezwaarschriften advies heeft uitgebracht aan de burgemeester.
Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Het primaire besluit is daarbij in stand gelaten.
2.
Procesbelang
2.1
De rechtbank ziet zich - ambtshalve - voor de vraag gesteld of eiseres nog belang heeft bij een uitspraak op haar beroep. Vast staat dat de woningsluiting inmiddels heeft plaatsgehad vanaf 25 januari 2021 gedurende drie maanden en dat deze periode is afgerond.
2.2
Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) blijkt dat belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep kan bestaan indien de betrokkene stelt dat hij schade heeft geleden ten gevolge van bestuurlijke besluitvorming. Daarvoor is wel vereist dat de betrokkene tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat deze schade daadwerkelijk is geleden als gevolg van het bestreden besluit. Indien de beweerdelijk geleden schade niet het gevolg kan zijn van het in het geding zijnde besluit, kan aan het stellen van die schade geen procesbelang worden ontleend. [1]
2.3
Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat zij schade heeft geleden vanwege de kosten van verhuizing en de betaalde huur voor vervangende woonruimte. Nu niet is uit te sluiten dat eiseres door de sluiting van de door haar gehuurde woning schade heeft geleden, acht de rechtbank aannemelijk dat sprake is van procesbelang. De rechtbank zal dan ook overgaan tot inhoudelijke beoordeling van het geschil.
3.
Beroepsgronden
Eiseres voert aan dat het bestreden besluit in strijd met het evenredigheidsbeginsel is genomen. Zij betwist dat de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot sluiting van haar woning. Zij was niet verantwoordelijk voor de aangetroffen drugs en haar kan geen verwijt gemaakt worden. De belangenafweging had in het voordeel van eiseres moeten uitvallen. De gevolgen van de sluiting van de woning zijn voor haar onevenredig zwaarwegend (geweest).
4.
Wettelijk kader
Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5.
Bevoegdheid van de burgemeester
5.1
De burgemeester is op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Als uitgangspunt kan worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs of meer dan 5 ml GHB de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. [2]
5.2
De rechtbank dient allereerst vast te stellen of de burgemeester bevoegd is om de woning te sluiten. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat in de woning in ieder geval 2223 gram amfetamine en 550 milliliter GHB zijn aangetroffen. Amfetamine en GHB zijn middelen als bedoeld in lijst I. De vondst van deze drugs en de vastgestelde hoeveelheid ervan worden door eiseres niet betwist. De burgemeester mocht er gelet op die hoeveelheden vanuit gaan dat de aangetroffen drugs bestemd waren voor drugshandel. Door eiseres wordt immers niet bestreden dat de hoeveelheid zodanig is dat moet worden gesproken van een handelshoeveelheid in de zin van het beleid. Dat leidt ertoe dat de burgemeester in beginsel bevoegd is om de woning te sluiten.
6.
Toepassing van de bevoegdheid
6.1
Artikel 13b van de Opiumwet voorziet niet in een verplichting om een last onder bestuursdwang op te leggen in een situatie, zoals beschreven in het artikel, maar in de mogelijkheid daartoe. Het is een discretionaire bevoegdheid en de burgemeester dient een belangenafweging te maken, om te beslissen of hij van de bevoegdheid gebruik maakt en op welke wijze hij van de bevoegdheid gebruik maakt. Ter uitvoering van die bevoegdheid, heeft de burgemeester de beleidsregels “Damoclesbeleid gemeente Rucphen 2020” vastgesteld, die op 1 februari 2020 in werking zijn getreden (hierna: de beleidsregels).
6.2
De burgemeester heeft de woning in overeenstemming met dit beleid gesloten voor de duur van drie maanden. Er is immers sprake van een handelshoeveelheid harddrugs van meer dan 0,5 gram.
6.3
Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. De burgemeester dient alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. Aan de voor bewoners mogelijk zeer ingrijpende gevolgen van de sluiting van een woning - die een inmenging in het in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) neergelegde recht kan vormen - dient een zwaar gewicht te worden toegekend bij de beoordeling van de vraag of de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en, zo ja, of de wijze waarop de bevoegdheid is toegepast evenredig is. [3]
6.4
Gebleken is dat de burgemeester de toepassing van zijn sluitingsbevoegdheid niet alleen heeft gemotiveerd met een verwijzing naar zijn beleid, maar ook met een belangenafweging op grond van de omstandigheden van het geval. De rechtbank zal beoordelen of de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij gebruik mocht maken van zijn bevoegdheid tot sluiting van de woning. De rechtbank neemt daarbij de nieuwe maatstaf voor (de intensiteit van) toetsing aan het evenredigheidsbeginsel, zoals weergegeven in de uitspraken van de ABRvS [4] en het meer specifieke toetsingskader - zoals weergegeven in de overzichtsuitspraak van de ABRvS [5] - in acht. De rechtbank zal bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel een onderscheid maken tussen de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid, zoals neergelegd in voormelde uitspraken.
Geschiktheid
6.5
Naar het oordeel van de rechtbank is de sluiting van een woning een geschikt middel om het doel te bereiken dat de burgemeester voor ogen heeft, namelijk het voorkomen en beheersen van de negatieve effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden, het beëindigen en beëindigd houden van illegale handel, het wegnemen van de bekendheid van het pand waarin de handel plaatsvindt, het doorbreken van de loop naar het pand en het stimuleren van de aangiftebereidheid/ signaalfunctie van de burgers.
Noodzaak van de sluiting
6.6
De noodzaak wordt beoordeeld aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding. [6]
Uit vaste rechtspraak van de ABRvS volgt dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel, wat op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. [7]
De rechtbank stelt vast dat er een veelvoud van de onder het beleid gedoogde gebruikershoeveelheid harddrugs is aangetroffen in de woning van eiseres. Verder zijn er meerdere soorten harddrugs aangetroffen. De burgemeester heeft het daarom aannemelijk mogen achten dat de woning van eiseres een schakel vormde in de keten van drugshandel. Handel in drugs leidt tot verstoring van de openbare orde en aantasting van het woon- en leefklimaat. Het enkele in beslag nemen van de gevonden drugs en deze afvoeren is onvoldoende om de relatie van de woning met het drugscircuit te doorbreken. De verkoper kan immers vrij eenvoudig een nieuwe handelshoeveelheid aanschaffen en weer starten met de verkoop ervan. De sluiting is noodzakelijk om de openbare orde te herstellen. Dat er geen direct bewijs is van drugshandel vanuit de woning, doet geen afbreuk aan die noodzaak.
Evenwichtigheid van de sluitingsmaatregel
6.7
Eiseres heeft aangevoerd dat niet zij, maar vermoedelijk haar ex-partner verantwoordelijk kan worden gehouden voor de aangetroffen drugs en voor de door de burgemeester gestelde overlast voor, op of na 5 november 2020. Vanwege een vakantie bij de [naam vakantiepark] in [woonplaats 1] was zij kort voor het aantreffen van de drugs niet aanwezig in de woning en ook niet op de avond en nacht voor de ontdekking van de drugs. De burgemeester bestrijdt de betrokkenheid van haar ex-partner niet. Volgens eiseres blijkt zijn betrokkenheid uit whatsapp-gesprekken met wijkagent(en) over eerdere incidenten, en uit camerabeelden blijkt zijn (eerdere) aanwezigheid bij de woning. Eiseres verwijst naar ingebrachte stukken waaruit blijkt dat zij met de politie en Veilig Thuis contact heeft gehad over haar ex-partner. Zij heeft ook haar sloten vervangen en camera’s laten installeren. Niet valt in te zien wat zij nog meer had moeten doen om de huidige omstandigheden (de aangetroffen drugs in haar woning) te voorkomen. Daarnaast stelt zij dat haar geen verwijt kan worden gemaakt, omdat zij niets wist van de aanwezigheid van verdovende middelen. Een Albert Heijn-tas met geurloos verpakte inhoud valt niet op in een woning die niet een opgeruimde indruk maakt.
Tevens heeft eiseres aangevoerd dat de sluiting van de woning dusdanig zwaarwegend is (geweest) dat de belangenafweging in haar voordeel had moeten uitvallen. Ten onrechte heeft de burgemeester midden in de Coronapandemie besloten de woning te sluiten, terwijl de overheid het beleid voerde van zo min mogelijk contact met niet-gezinsleden. Eiseres had op dat moment geen redelijk ander onderkomen en werd vanwege de woningsluiting toch ‘gevraagd’ bij een ander (niet-gezinslid) in te trekken. Daarnaast is, zoals zij al vreesde, door de sluiting haar huurovereenkomst opgezegd en is zij op een zwarte lijst geplaatst bij de woningbouwvereniging. Voorts heeft de burgemeester onvoldoende belang gehecht aan de lichamelijke en mentale problemen van eiseres, waarvoor zij (maatschappelijke) ondersteuning ontvangt. Het sluiten van de woning heeft bij eiseres voor lichamelijke en geestelijke instabiliteit gezorgd.
6.8
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat eiseres als huurster verantwoordelijk is voor wat er in en om haar woning gebeurt. Vanwege de door eiseres geschetste geschiedenis met haar ex-partner was het aan haar om extra alert te zijn op de situatie in haar woning. Dat eiseres dan toch op vakantie gaat, dient dan ook voor haar risico te komen. Van een volledig ontbreken van verwijtbaarheid kan geen sprake zijn. De burgemeester acht het niet aannemelijk dat eiseres niet op de hoogte was of had kunnen zijn van de drugs in haar woning. De tas met de middelen werd immers in de woonkamer aangetroffen. Zij heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de ex-partner zich zonder haar toestemming toegang heeft verschaft tot de woning, aangezien sporen van inbraak ontbreken. Betreffende de bijzondere omstandigheden is de burgemeester van mening dat eiseres geen noodzakelijke binding had met de woning. Ondanks de woningsluiting en Corona heeft de begeleiding van eiseres doorgang kunnen vinden. De aanpassingen vanwege aandoeningen worden onderkend, maar op zichzelf kan daaraan geen doorslaggevende betekenis worden toegekend. Dat eiseres de woning moest verlaten en weinig tot geen alternatieve woonruimte kon huren, is een omstandigheid waarin eiseres zich niet van anderen in een soortgelijke situatie onderscheidt. Daarbij is onvoldoende aangetoond dat er geen mogelijkheid was om (tijdelijk) bij familie of vrienden terecht te kunnen.
6.9
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres als enige huurster van de woning verantwoordelijk is voor wat er in haar woning gebeurt. Niet aannemelijk is dat zij niet wist van de drugs in haar woning. De Albert-Heijn-tas stond midden in de woonkamer en de GHB lag zichtbaar in of bij een open kluis in de woonkamer. Hoewel het huis naar de rechtbank begrijpt kennelijk niet erg opgeruimd was, had eiseres deze drugs kunnen waarnemen en redelijkerwijs op de hoogte kunnen zijn van de aanwezigheid daarvan. Ook heeft de politie in en om de kluis contant geld, een injectienaald, een plastic deksel met daarop een witte substantie, pillen in een gripzakje en een wit apparaat (mogelijk een weegschaal) aangetroffen. De stellingen van eiseres, dat zij vanwege een vakantie afwezig was, dat zij de sloten heeft vervangen én dat haar ex-partner zich desondanks toegang zou hebben verschaft tot de woning, zijn op geen enkele manier onderbouwd en kunnen daarom niet worden gevolgd.
Inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning zelf, bijvoorbeeld om medische redenen. [8]
Eiseres heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat zij niet bij familie of vrienden terecht kon. Sterker nog, zij heeft tijdens de periode van sluiting en daarna bij haar broer en haar moeder verbleven. Eiseres heeft evenmin met stukken aannemelijk gemaakt dat zij medisch gezien gebonden was aan de woning, noch dat de sluiting van de woning bij eiseres voor lichamelijke en geestelijke instabiliteit heeft gezorgd. De begeleiding vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) kan ook elders worden gegeven. Het plaatsen van eiseres op een zwarte lijst met als gevolg dat zij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio is erg vervelend voor eiseres. Dit hoeft zich echter niet zonder meer tegen sluiting te verzetten, nu eiseres een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt. Al deze omstandigheden leiden ertoe dat geen aanleiding bestaat om te oordelen dat de burgemeester niet heeft kunnen overwegen dat de gevolgen van het bestreden besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen.
7.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat de burgemeester op goede gronden een last onder bestuursdwang aan eiseres heeft opgelegd strekkende tot sluiting van de woning van eiseres voor de duur van drie maanden. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 21 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage: Wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 4:84

Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Artikel 5:21

Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Opiumwet

Artikel 2 van de Opiumwet

Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
B. te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
D. te vervaardigen.
De aangetroffen middelen (met uitzondering van de ‘onbekende substantie’) zijn middelen die vermeld zijn in lijst I van de Opiumwet.

Artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet

De burgemeester is ingevolge artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
Beleid
De burgemeester heeft invulling gegeven aan de bevoegdheid die hem op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet toekomt, door vaststelling van de “Beleidsregels Damoclesbeleid gemeente Rucphen” (in werking getreden op 1 februari 2020)
Onder punt 2 van de Beleidsregel staat vermeld:
“In artikel 13b Opiumwet wordt – evenals in deze beleidsregel – onder drugshandel verstaan: de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel het daartoe aanwezig zijn van soft- en/of harddrugs. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat artikel 13b lid 1 Opiumwet ook van toepassing is als in een pand drugs aanwezig zijn. Het is hierbij niet noodzakelijk dat de burgemeester aannemelijk maakt dat de aanwezigheid van drugs heeft geleid tot een verstoring van de openbare orde. De hoeveelheid van de aanwezige drugs kan indiceren dat deze voor verkoop, aflevering of verstrekking bestemd zijn en dat artikel 13b lid 1 van de Opiumwet van toepassing is. Dit is het geval als de hoeveelheid aangetroffen drugs hoger is dan de hoeveelheid die voor eigen gebruik (gebruikershoeveelheid) wordt aangemerkt. Deze hoeveelheid wordt ook wel ‘handelshoeveelheid’ genoemd.
Om de handelshoeveelheid te bepalen, wordt aangesloten bij de aanwijzing Opiumwet van het college van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie. Bij de volgende aantallen is er sprake van een handelshoeveelheid:
[…]
Harddrugs
• Er is sprake van een handelshoeveelheid als er sprake is van een aangetroffen
hoeveelheid van meer dan 0,5 gram (bijvoorbeeld als er sprake is van meer dan één
bolletje, één ampul, één wikkel, één pil/tablet);
• Een eenheid van
meer dan 5 mlGHB.
Grotere hoeveelheden dan hierboven genoemd wijzen erop dat de drugs bestemd is voor verkoop, aflevering of verstrekking. […]”
Op grond van artikel 5.2 van de Beleidsregel treft de burgemeester, indien zich een situatie voordoet zoals bedoeld in artikel 13b lid 1 onder a dan wel artikel 13b lid 1 onder b Opiumwet, de volgende maatregelen:
1e overtreding Handelshoeveelheid Sluiting voor
3 maanden
Bijzondere omstandigheden
Bij een overtreding van artikel 13b Opiumwet kan sprake zijn van verzwarende dan wel verlichtende omstandigheden waardoor een langere/kortere sluitingstermijn wordt gehanteerd. Ook kan de burgemeester ervoor kiezen om in een specifiek geval een waarschuwing op te leggen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de ABRvS van 25 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2862 en 3 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:455.
2.ABRvS 25 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2799, r.o. 3.1.
3.ABRvS 6 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2243, r.o. 7.2.
4.Zie onder andere ABRvS 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285 en 335.
5.ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
6.ABRvS 6 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2243, r.o. 7.4.
7.ABRvS 1 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1435.
8.ABRvS 28 augustus 2019 ECLI:NL:RVS:2019:2912, r.o. 4.2.2.