In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een huurder van een woning, en de burgemeester van de gemeente Rucphen. De burgemeester had op 23 december 2020 een last onder bestuursdwang opgelegd, waarbij de woning van eiseres voor drie maanden gesloten moest worden vanwege de aanwezigheid van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs, waaronder amfetamine en GHB. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de burgemeester verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 29 maart 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de burgemeester.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, gezien de aangetroffen hoeveelheden drugs die als handelshoeveelheid werden beschouwd. Eiseres voerde aan dat zij niet verantwoordelijk was voor de aangetroffen drugs en dat de sluiting van de woning onevenredig zwaar was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiseres als huurder verantwoordelijk is voor wat er in haar woning gebeurt en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de sluiting onterecht maakten. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard.