In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser, die zijn rijbewijs had verloren na een aanhouding wegens rijden onder invloed, had beroep ingesteld tegen de beslissing van het CBR om hem niet rijgeschikt te verklaren en zijn rijbewijs ongeldig te verklaren vanaf 7 oktober 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat het CBR op goede gronden tot deze beslissing is gekomen, gebaseerd op een psychiatrisch rapport dat alcoholmisbruik in ruime zin concludeerde. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail besproken, waaronder de aanhouding van de eiser op 24 februari 2021, zijn alcoholgebruik en de daaropvolgende onderzoeken door een psychiater. De rechtbank oordeelde dat de psychiater zorgvuldig te werk was gegaan en dat de diagnose alcoholmisbruik gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de wet geen ruimte biedt voor een belangenafweging in dit geval, en dat het CBR verplicht was om de eiser niet geschikt te verklaren om te rijden. De uitspraak concludeert dat het beroep van de eiser ongegrond is verklaard, zonder reden voor proceskostenveroordeling.