4.3.3De feiten en omstandigheden
Op basis van het procesdossier en het verhandelde ter zitting komt de volgende gang van zaken naar voren.
De invoer van verdovende middelen
Uit onderzoek is gebleken dat in 2018 ongeveer 74.000 kilogram cocaïne is onderschept die bestemd was voor Nederland en België. Er is vanuit het politiedistrict Zeeland-West-Brabant gestart met een project met als doel de import van cocaïne te verstoren. Uit dit project blijkt dat fruitbedrijven, vanwege de bij cocaïne gebruikte deklading, een grote rol spelen bij het transport. Een mogelijk bij de cocaïne-import betrokken fruitbedrijf was [Naam 5]
.Dit bedrijf werd om die reden door de Belgische politie geprofileerd in de haven van Antwerpen. Dit houdt in dat containers van het bedrijf in de haven werden gecontroleerd op de aanwezigheid van verdovende middelen. Op 14 maart 2019 zijn met het schip de [Naam 6] twee containers uit Zuid-Amerika aangekomen die bestemd waren voor dit bedrijf. Op 15 maart 2019 bleek uit een scan dat de inhoud van de container met kenmerk [Containernaam] niet conform de aangegeven lading was.
De Bill of Lading en Non-Negotiable Waybill vermeldden onder meer de volgende gegevens. De afzender betrof:
[Naam 7] .Als geadresseerde was opgenomen:
[Naam 5] [Adres naam 5] .De lading van de container betrof volgens de documenten verse bananen. Op 16 maart 2019 is de inhoud van de container aan een controle onderworpen. In de container bleek, volgens een indicatieve test, cocaïne te zijn opgeslagen. In totaal zijn 1280 pakketten cocaïne gevonden, waarvan het complete gewicht 1468 kilogram was. De pakketten waren voorzien van twaalf verschillende opdrukken. Na bemonstering van de pakketten door de Belgische politie zijn 1279 pakketten vernietigd en is één pakket van 1112 gram terug in de container gelegd. De container is vervolgens gecontroleerd doorgelaten en naar de terminal gebracht voor verder transport.
De bemonsteringen van de pakketten zijn door de afdeling forensisch onderzoek van de Nederlandse politie en het Nederlands Forensisch Instituut eveneens onderzocht en positief bevonden op de aanwezigheid van cocaïne.
Het transport van de verdovende middelen vanuit Antwerpen naar KapelleOp 18 maart 2019 zijn door een observatieteam van de politie waarnemingen verricht. Een Volvo vrachtwagen met oplegger, voorzien van kenteken [Kenteken 2] , heeft de container met nummer [Containernaam] om 06.50 uur opgehaald bij de haventerminal van Antwerpen. De vrachtwagen is vervolgens vanuit de haven vertrokken en is omstreeks 07.25 uur de grens met Nederland gepasseerd. Om 07.53 uur heeft de vrachtwagen de rijksweg A58 via de afrit naar Kruiningen verlaten. De vrachtwagen is over de provinciale weg N289 naar een rotonde gereden. Op de rotonde heeft de vrachtwagen de weg retour genomen naar de A58 via de provinciale weg N289. De vrachtwagen is vervolgens de A58 weer op gegaan in de richting van Rilland. Daarna is de vrachtwagen wederom de A58 afgegaan bij de afrit Rilland. De vrachtwagen is het viaduct overgereden en is vervolgens weer de A58 opgegaan in de richting van Goes. Om 08.10 uur is de vrachtwagen aangekomen bij een loods aan de [Straatnaam 1] in Kapelle. De vrachtwagen is achteruit de loods ingereden, waarna de deur is gesloten.
De bevindingen met betrekking tot de loods in KapelleEen arrestatieteam heeft op 18 maart 2019 om 08.27 uur de loods aan de [Straatnaam 1] in Kapelle betreden. In het pand waar de vrachtwagen is geplaatst zijn [Naam 8] , [Naam 9] , [Naam 10] [Naam 11] , [Naam 12] en [Medeverdachte] aangehouden. Buiten de loods, maar op het terrein van het bedrijfspand, zijn verdachte en [Naam 13] in een Peugeot 208 ( [Kenteken 3] ) aangehouden. Buiten het terrein is [Naam 14] aangehouden. Bij aankomst van de vrachtwagen had hij de loods en het terrein verlaten.
[Naam 11] heeft verklaard dat hij aanwezig was omdat hij in opdracht van [Medeverdachte] opruimwerkzaamheden in de loods moest verrichten. Op 18 maart 2019 zijn, na [Naam 11] en [Medeverdachte] , voornoemde personen gearriveerd. Volgens [Naam 11] is verdachte als eerste bij de loods aangekomen en de andere mannen daarna gelijktijdig. Zij hebben plaatsgenomen in de kantine van de loods waar [Naam 11] niet bij mocht zijn. Vanaf het moment dat [Naam 12] met de vrachtwagen waarop de container lag de loods was binnengereden, zijn de verdachten de kantine uitgelopen. [Naam 11] moest alleen in de kantine achterblijven.
Tijdens de aanhouding en doorzoeking in de loods is in voornoemde container het pakket van 1112 gram aangetroffen op dezelfde plaats als waarop dit in Antwerpen is verborgen. Uit de indicatieve MMC-Narcotest, de kleurreactietest en het testresultaat van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat het cocaïne betreft.
In de loods waren twee vrachtwagens aanwezig. De Volvo met het kenteken [Kenteken 2] , met daarachter een oplegger, waarop de container [Containernaam] stond en daarnaast een Mercedes met het kenteken [Kenteken 4] . De container is vervolgens geopend. Daarin werd een lading met bananen aangetroffen met daartussen het pakket cocaïne. Achter in de loods stonden twee losse pallets waarop dozen met bananen stonden. De in de haven van Antwerpen onderschepte partij cocaïne stond eveneens op twee pallets. Van de volledige lading bananen uit de container ontbraken daarom twee pallets. De verpakking van de lading uit de container en verpakking van de twee losstaande pallets met bananen in de loods was exact hetzelfde. Achter de Volvo-vrachtwagen stond een zogenaamde ‘ramp’. Deze ramp kan achter een oplegger worden geplaatst om daarlangs de container te laden of te lossen. In de loods was geen koelruimte aanwezig om bananen koel te bewaren.
Volgens getuige [Naam 15] , eigenaar van de loods, werd de loods per 1 februari 2019 gehuurd door [Medeverdachte] . Deze getuige heeft verklaard dat [Medeverdachte] een transportbedrijf had en de ruimte wilde gebruiken om vrachtwagens in weg te zetten.
Rondom de loods waren diverse voertuigen aanwezig, waaronder een Audi A7 (kenteken [Kenteken 5] ) op naam van [Medeverdachte] . In dit voertuig bevond zich de transportorder met betrekking tot containernummer [Containernaam] . In de carkit van de Audi A7 stonden [Naam 16] en [Naam 9] als contacten vermeld. [Naam 16] is een expediteur voor zee- en wegtransport en heeft onder meer de douaneformaliteiten op orde gemaakt voor de vooromschreven container . Verder is bij de loods een Mercedes Sprinter (kenteken [Kenteken 6] ) aangetroffen die gehuurd bleek te zijn door [Naam 10] In deze auto is onder meer een betonschaar aangetroffen die geschikt is om zegels van containers te verbreken. Verder werden in dit voertuig een groot aantal dozen, plakbandhouders, nieuwe rollen plakband, bigshoppers, afvalzakken en (sport)tassen, allen leeg, aangetroffen. In de Volvo is dezelfde transportorder gevonden als in de Audi A7. In deze vrachtwagen lag ook het MRN-nummer, CMR-nummer en de [Naam 6] van de container .
Overige relevante feiten en omstandigheden
Getuige [Naam 17] is operationeel manager van [Naam 16] . Hij heeft verklaard dat hij sinds januari 2019 op verzoek van [Naam 9] werkzaamheden uitvoerde ten behoeve van [Naam 5] [Naam 9] is de eigenaar van [Naam 5] [Naam 9] had aangegeven gebruik te willen maken van een transporteur naar zijn voorkeur. Dit was [Naam 18] . Het contact met [Naam 18] verliep via [Medeverdachte] en [Naam 12] . [Naam 9] heeft naar [Naam 16] op 12 maart 2019 een Arrival Notice verstuurd waarin is verzocht om vrijstelling van container [Containernaam] . [Naam 17] heeft de benodigde documenten per e-mail naar [Naam 18] doorgezonden. Op 15 maart 2019 heeft [Medeverdachte] gebeld met de vraag of de container al was geïnspecteerd en vrijgegeven. Dit was een ongebruikelijke gang van zaken en is ‘pusherig’ overgekomen, aldus de getuige.
Op camerabeelden van hotel [Naam 19] in Berkel Enschot van 18 maart 2019 is vastgelegd dat om 05.36 uur de Volkswagen Polo ( [Kenteken 7] ) van [Naam 8] op de parkeerplaats aankomt en parkeert. Het is te zien dat de bestuurder hiervan overstapt in een kleiner model auto, blauw/paars van kleur, waarin al één persoon als bestuurder zit. Tevens is op de camera-opnamen een witte bestelbus te zien, met bestuurder en bijrijder, die tegelijkertijd met de blauw/paarse auto vertrekt. De inzittenden van de witte bestelbus en blauw/paarse auto hebben met elkaar kortstondig contact. Het model, de kleur en uitvoering van deze voertuigen op camerabeelden komt overeen met de Mercedes Sprinter ( [Kenteken 6] ) en Peugeot 208 ( [Kenteken 3] ) die aan de [Straatnaam 1] in Kapelle zijn aangetroffen.
Uit onderzoek naar de bij [Naam 9] in beslag genomen telefoon blijkt dat hij op 15 maart 2019 heeft gezocht op trefwoorden:
‘ [Naam 6] ’en
‘ container [Containernaam] ’in combinatie met
‘track&trace’.[Naam 9] heeft niet eerder op zijn telefoon gezocht op ‘ [Naam 6] ’ in combinatie met ‘track&trace’. Het genoemde containernummer is één van de twee containers die op 14 maart 2019 voor [Naam 9] met de [Naam 6] in Antwerpen zijn aangekomen, waarbij geldt dat in deze specifieke container de cocaïne is aangetroffen.
Van de in beslag genomen gsm’s bij de verdachten zijn zeven toestellen zogeheten crypto-gsm’s. Met crypto-gsm’s worden PGP-telefoons bedoeld, waarbij maatregelen zijn getroffen om communicatie af te schermen. Deze PGP-telefoons zijn aangetroffen bij [Naam 9] , [Medeverdachte] , [Naam 13] , verdachte, [Naam 10] en een onbekend gebleven gebruiker.
De EncroChat-gegevens
Tot slot zijn EncroChat-gegevens aan het dossier toegevoegd. Uit een analyse en onderzoek van de EncroChat-data zijn de accounts van drie verdachten uit dit onderzoek geïdentificeerd. [Naam 10] maakt gebruik van het account ‘ [Accountnaam] ’. [Naam 13] opereert onder de accounts ‘ [Accountnaam] ’ en ‘ [Accountnaam] ’ en wordt in de EncroChat-gesprekken door anderen ‘ [Accountnaam] ’ of ‘ [Accountnaam] ’ genoemd. Verdachte heeft het EncroChat-account met de naam ‘ [Accountnaam] ’.
Op 18 april 2020 vindt het volgende gesprek plaats tussen [Accountnaam] ( [Naam 10] ) en [Accountnaam] (verdachte):
[Accountnaam]:
“Ik hoorde van [Accountnaam] dat jullie al regelmatig contact hebben.”[Accountnaam] :“Jazeker moet we zitten in dezelfde zaak.”[Accountnaam] :“Ja, klopt.”
[Accountnaam] :“Moeten elkaar toch op de hoogte houden.”[Accountnaam] :“ [Accountnaam] en ik spreken elkaar dagelijks.”
[Accountnaam] :“Dat is toch normaal, jullie zijn partners.”
Op 23 april 2020 vindt het volgende gesprek plaats tussen [Accountnaam] ( [Naam 13] ) en [Accountnaam] (verdachte):
[Accountnaam] :“BV was al heet, maar er is ook getipt.”
[Accountnaam]:
“Ja er is mail waar communicatie is tussen Colombia en Belgische justitie over de bak die heet is en dat ging over die van ons.”[Accountnaam]:
“Ben ook veel geld kwijt.”
[Accountnaam] :“Ja weet ik, wij zaten daar en de rest niet.”
[Accountnaam]:
“Moet heel voorzichtig zijn omdat we niet in de problemen kunnen komen omtrent de zaak waar we in zitten.”
Op 26 april 2020 vindt het volgende gesprek plaats tussen [Accountnaam] ( [Naam 10] ) en [Accountnaam] (verdachte):
[Accountnaam] :“Eerste belang is nu om zonder kleurscheuren uit deze strafzaak te komen.”
[Accountnaam] :“We hebben een keer iets goed gehad, we hebben een keer hoofdpijn, nu tijd om weer te lachen.”
[Accountnaam] :“Ja, we moeten verder hoe dan ook.”
Op 9 mei 2020 heeft [Accountnaam] ( [Naam 13] ) in een gesprek het volgende aangegeven.
[Accountnaam] :“Fruit is niet interessant.”
[Accountnaam] :“Teveel verlies per container .”
[Accountnaam] :“Ik zit vast voor 1500 in bananen.”
[Accountnaam] :“Bananenbedrijf in Ned was van mij en me mensen.”
[Accountnaam] :“1 keer 2500 goed.”
[Accountnaam] :“1500 fout.”
4.3.4Het medeplegen
Het juridisch kaderDe rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden gekwalificeerd, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict, het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte tot het ten laste gelegde feit stelt de rechtbank het volgende vast.
De betrokkenheid van verdachte
De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte op 18 maart 2019 op eigen initiatief met de Mercedes Vito naar de loods aan de [Straatnaam 1] in Kapelle is gereden. Uit de getuigenverklaring van [Naam 11] over de binnenkomst van de verdachten, kan worden afgeleid dat verdachte als eerste ter plaatse is gekomen. Daarna is [Medeverdachte] bij de loods teruggekomen en zijn [Naam 13] , [Naam 10] [Naam 9] en [Naam 8] tegelijkertijd gearriveerd. Deze verdachten nemen bij elkaar plaats in de kantine waar [Naam 11] niet bij mag zijn. Zij verlaten gezamenlijk die ruimte zodra [Naam 12] met de vrachtwagen en container bij de loods is aangekomen. [Naam 11] moet alleen in de kantine achterblijven. In die container is in dozen bananen, wat de lading behoort te zijn, eerder 1468 kilogram cocaïne ontdekt door de douane in België. De cocaïne is door de douane verwijderd en vervangen door één pakket van 1112 gram cocaïne. Verdachte wordt kort daarop aangehouden op het terrein van de loods. Hij heeft als passagier plaatsgenomen in de Peugeot 208, waarvan [Naam 13] de bestuurder is. Bij verdachte wordt een cryptotelefoon ontdekt, te weten een BQ Aquaris X2. Ditzelfde type cryptotelefoon is aangetroffen bij [Medeverdachte] , [Naam 9] en [Naam 13] en in een vuilnisbak in de loods. De gebruikers van cryptotelefoons kunnen alleen met elkaar contact leggen wanneer zij gebruik maken van dezelfde dienst of provider. Uit het onderzoek blijkt dat al deze telefoontoestellen zijn voorzien van een M2M SIM-kaart van provider [provider] (uit het Verenigd Koninkrijk).
Conclusie
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. Verdachte is naar de loods gekomen en hij heeft daar gezamenlijk met de medeverdachten gewacht op de container . De verdachte heeft erop toegezien dat de container daadwerkelijk in de loods is afgeleverd. De verdachte is vervolgens met medeverdachte [Naam 13] op het terrein van de loods gebleven in de Peugeot 208. Uit niets blijkt dat zij aanstalten hebben gemaakt om daar te vertrekken. Verdachte is dus voortdurend in de omgeving van de medeverdachten gebleven en is niet weggegaan. Verder is van belang dat verdachte in het bezit is van een bepaald type cryptotelefoon met een Britse telecomprovider, net zoals drie medeverdachten, zodat zij onderling afgeschermd hebben kunnen communiceren. Dit duidt naar het oordeel van de rechtbank op een hechter samenwerkingsverband door een deel van de groep verdachten. Het is een feit van algemene bekendheid dat in criminele kringen het gebruik van cryptotelefoons een veelvoorkomend communicatiemiddel is. In onderhavig geval is het volgens de rechtbank ook zeer waarschijnlijk dat hiermee met elkaar contact is gehouden over de container en, kennelijk, is er een bepaalde taakverdeling overeengekomen.
De bijdrage van verdachte aan de uitvoering van het ten laste gelegde feit is van een zodanig gewicht, dat zijn gedragingen kunnen worden gekwalificeerd als medeplegen. Vervolgens moet worden vastgesteld of verdachte ook het opzet heeft gehad op het invoeren van de verdovende middelen.
4.3.5Het opzet
De situatie van de loods aan de [Straatnaam 1] in KapelleDe loods lijkt van tevoren te zijn ingericht om de inhoud van container [Containernaam] gedeeltelijk uit te laden en vervolgens weer compleet te maken. In de haven van Antwerpen is ontdekt dat in de container , op twee pallets in dozen bananen, cocaïne is verstopt. In de loods bevindt zich een identieke wissellading van bananen. De lading in de loods staat namelijk ook op twee pallets en de dozen komen exact overeen met de dozen waarin de verdovende middelen zijn opgeslagen. Het heeft er alle schijn van dat deze wissellading zou zijn ingeruild voor de lading met cocaïne. Hiermee zou de inhoud van de container weer in overeenstemming zijn gebracht met de oorspronkelijke lading van de vrachtbrief. Daarnaast bevindt zich in de loods een zogeheten ‘ramp’. Dit is een apparaat dat geschikt is om achter een container of oplegger te plaatsen om de lading over te zetten. De rechtbank wordt voorts gesterkt in haar overtuiging door de spullen die in de Mercedes Sprinter zijn aangetroffen die bij de loods is geparkeerd. Er is onder andere een betonschaar gevonden die geschikt is om de zegels van containers te verbreken. Verder bevinden zich in de bus kartonnen dozen, afvalzakken, bigshoppers en (sport)tassen. Het behoeft geen nadere uitleg dat deze voorwerpen geschikt zijn om de cocaïne in over te laden.
Daarbij betrekt de rechtbank in haar overwegingen dat in zijn algemeenheid moet worden aangenomen dat de belanghebbenden bij een cocaïnetransport op de hoogte zijn van hetgeen wordt geleverd. Het is moeilijk voorstelbaar dat leveranciers van verdovende middelen met een (zeer) grote waarde het risico willen lopen dat hun zending in handen komt van een onwetende ontvanger, zij het dat dit onder bijzondere omstandigheden anders kan zijn. Dergelijke bijzondere omstandigheden doen zich -gelet op hetgeen hiervoor is overwogen- met betrekking tot deze verdachten echter niet voor.
De inhoud van de EncroChat-gesprekken
Uit de EncroChat-data kan worden afgeleid dat, circa een jaar na het incident, verdachte regelmatig contact heeft met medeverdachten [Naam 10] en [Naam 13] . Verdachte geeft in een gesprek aan dat zij in dezelfde (straf)zaak zijn verwikkeld en elkaar op de hoogte moeten houden. Verdachte vindt het normaal dat zij contact onderhouden omdat zij partners van elkaar zijn. [Naam 13] en verdachte geven in een gesprek aan dat de bak en de BV ‘heet’ zouden zijn geweest en er ook getipt is. Verdachte geeft tevens aan dat zij daar samen waren en hij veel geld kwijt is. In weer een ander EncroChat-gesprek heeft [Naam 13] geschreven dat er met fruit teveel verlies per container wordt geleden, maar hij en anderen wel in het bezit zijn van een bananenbedrijf. Hiermee is het met betrekking tot ‘2500’ eens goed verlopen maar in relatie tot ‘1500’ fout. Verdachte heeft daarvoor vastgezeten. Verdachte heeft met [Naam 10] een soortgelijk gesprek gevoerd, waarin wordt gezegd dat er éénmaal iets goed is gegaan maar er ook éénmaal hoofdpijn is ontstaan.
Het oordeel van de rechtbank over de inhoud van de EncroChat-gesprekken
Volgens de rechtbank zijn er voldoende aanwijzingen die erop duiden dat in de EncroChat wordt gesproken over onderhavige zaak. De combinatie van de geïdentificeerde personen en de inhoud van de gespreksstof tonen duidelijke overeenkomsten met onderhavig dossier. Bij het ontbreken van een andersluidende verklaring (verdachte doet met betrekking tot vragen hierover ter terechtzitting een beroep op zijn zwijgrecht), en nu er ook geen feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht die ertoe leiden dat de gesprekken anders moeten worden opgevat, houdt de rechtbank het ervoor dat over deze strafzaak wordt gesproken.
De rechtbank maakt uit de EncroChat-gesprekken op dat verdachte in een samenwerkingsverband heeft gefunctioneerd, waarbij [Naam 10] en [Naam 13] als partners van elkaar worden beschouwd, die op de hoogte worden gehouden. Het is aannemelijk dat waar [Naam 13] spreekt over ‘1500’ wordt bedoeld de 1468 kilogram cocaïne die is ontdekt en met ‘vastzitten’ de voorlopige hechtenis die de verdachten opgelegd hebben gekregen. Het feit dat wordt gesproken over ‘de BV en de bak die al heet waren’ duidt erop dat het bedrijf [Naam 5] op naam van [Naam 9] , en de container door de autoriteiten in de gaten werd gehouden. Verdachte geeft zelf aan dat hij hierdoor veel geld kwijt is geraakt.
Conclusie van de rechtbank met betrekking tot het opzetUit de combinatie van deze bewijsmiddelen volgt dat verdachte en de medeverdachten moeten hebben geweten dat het ging om het, uit de container met bananen, overladen van een grote hoeveelheid cocaïne. De rol van verdachte bestond in elk geval uit het deelnemen aan de onderling afgeschermde communicatie hierover en het erop toezien dat de container daadwerkelijk gearriveerd is. Dit alles is gericht geweest op het in ontvangst nemen en verdelen van de partij cocaïne. Verdachte is daarmee aanwezig op een, voor de feitelijke voltooiing van het strafbare feit, essentieel moment. De rechtbank is derhalve van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat er bij verdachte sprake is geweest van opzet. Dit opzet is gericht op de verlengde invoer van cocaïne, zoals hierna zal worden besproken.
4.3.6De verlengde invoer
Omdat de cocaïne (met uitzondering van een klein gedeelte ervan) al na de controle in de haven is weggehaald, kan de invoer van de volledige 1468 kilogram niet bewezen worden verklaard. Uit de tekst van artikel 1 vierde lid juncto artikel 2 aanhef en onder A van de Opiumwet, blijkt wat onder het invoeren van verdovende middelen wordt begrepen. Dit is niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de verdovende middelen zelf. Hieronder wordt ook verstaan het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, het ontvangst of de overdracht van verdovende middelen. Dit kan plaatsvinden nadat de feitelijke invoer al is voltrokken.
De rechtbank is van oordeel dat het onderhavige feit ook onder deze begripsomschrijving valt. De verdachten zijn in een afgesloten loods samengekomen. In de loods bevindt zich een identieke wissellading, de ramp, de betonschaar om containerzegels te verbreken, de kartonnen dozen, de bigshoppers, de afvalzakken en de (sport)tassen. De rechtbank verbindt aan de uiterlijke verschijningsvorm daarvan de conclusie dat het handelen erop gericht is geweest om de cocaïne van de container over te laden. Met het gebruik van voornoemde spullen wordt beoogd: het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, het ontvangen of de overdracht van cocaïne. Het feit dat de container nog niet daadwerkelijk is geopend, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
ConclusieDe rechtbank stelt vast dat er sprake is van ‘verlengde invoer van verdovende middelen’. Hierbij wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat deze verlengde invoer voor de verdachten in de loods uitsluitend betrekking kan hebben op het relatief geringe gedeelte van de cocaïne die is achtergebleven (het teruggeplaatste pakket). Over de gevolgen die dit behoort te hebben voor de strafmaat, komt de rechtbank hierna terug bij het bepalen van de strafoplegging.
De door de verdediging aangevoerde argumenten die zouden moeten leiden tot vrijspraak, zijn weerlegd door de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen en door hetgeen hiervoor is overwogen.