ECLI:NL:RBZWB:2022:3336

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
02-700238-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke beëindiging van TBS met verpleging van overheidswege bij een illegale vreemdeling

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 3 maart 2022, wordt de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een betrokkene besproken. De betrokkene, geboren in 1985 en momenteel verblijvend in de TBS-kliniek CTP Veldzicht, is eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf en TBS vanwege een overtreding van artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft geconstateerd dat de betrokkene ongewenst vreemdeling is verklaard en dat er complicaties zijn rondom haar verblijfsstatus in Nederland, wat haar resocialisatie bemoeilijkt. De kliniek adviseert om de TBS met één jaar te verlengen, terwijl de psycholoog en psychiater van mening zijn dat er geen sprake meer is van een persoonlijkheidsstoornis en dat het recidiverisico laag is. De rechtbank is van oordeel dat zij onvoldoende voorgelicht is om voorwaarden voor een voorwaardelijke beëindiging van de TBS te formuleren. Daarom wordt het onderzoek heropend en geschorst, met de opdracht aan de reclassering om een rapport uit te brengen over mogelijke voorwaarden voor een voorwaardelijke beëindiging. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan en verwacht dat de betrokkene haar medewerking zal verlenen aan het proces.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 02-700238-17
Tussenbeslissing van de meervoudige kamer d.d. 3 maart 2022
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[Betrokkene]
geboren te [Geboorteplaats- en Land] op [Geboortedag] 1985,
thans verblijvende in de TBS-kliniek CTP Veldzicht,7707 AT Balkbrug, Ommerweg 67.

1.Destukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie, bij de rechtbank binnengekomen op 11 januari 2022, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna TBS) met één jaar;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [Betrokkene] (hierna: betrokkene) tot en met 15 juli 2021;
- het rapport van CTP Veldzicht (hierna: de kliniek) van 14 december 2021, waarin het advies van de kliniek is vermeld;
- het rapport van psychiater [Naam 1] d.d. 19 november 2021;
- het rapport van psycholoog [Naam 2] d.d. 19 november 2021.

2.Deprocesgang

Bij beslissing van de meervoudige kamer van de rechtbank van 17 mei 2018 is betrokkene wegens overtreding van artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar en TBS met verpleging van overheidswege.
De TBS is op 24 april 2019 aangevangen.
De TBS is bij beslissing van 5 maart 2021 verlengd voor een termijn van één jaar.
Tijdens het onderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 17 februari 2022 is de officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo, gehoord.
Tevens is betrokkene middels een videoverbinding gehoord, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. R.T.K. Davidse, advocaat te Middelburg.
Voorts zijn tijdens de zitting de deskundigen mevrouw [Naam 3] , behandelaar binnen de kliniek, psycholoog [Naam 2] en middels een videoverbinding psychiater [Naam 1] gehoord.

3.De onvolledigheid van het onderzoek ter terechtzitting

Bij de beraadslaging in raadkamer is gebleken dat de rechtbank zich op basis van de voorhanden zijnde informatie onvoldoende acht voorgelicht om te kunnen oordelen op de door de officier van justitie ingediende vordering tot verlenging van de TBS. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De kliniek heeft geadviseerd de TBS te verlengen met één jaar en heeft daartoe als volgt gerapporteerd. De kliniek beschrijft dat uit het recent afgeronde persoonlijkheidsonderzoek volgt dat er in termen van persoonlijkheidsstructuur gesproken kan worden van een latente low level borderline organisatie. Vanuit dimensionele benadering is er een vloeiende grens
tussen normaliteit en pathologie, waarbij betrokkene wel kenmerken van borderline vertoont (met name onder druk en in intieme relaties), maar dit is in classificerende zin niet in dusdanige mate aanwezig om te kunnen spreken van een gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, zoals een borderline-persoonlijkheidsstoornis. Wel leiden deze kwetsbare kenmerken van betrokkene tot significante lijdensdruk en disfunctioneren op meerdere levensgebieden, waardoor er sprake is van een anders gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken. Binnen de kliniek wordt het risico op gewelddadig gedrag ingeschat als laag. Bij onmiddellijke beëindiging van de huidige zorg wordt het geweldsrisico als matig ingeschat. Indien betrokkene niet kan steunen op passende structuur en begeleiding worden op alle levensgebieden toekomstige risicofactoren gezien. Hoewel betrokkene binnen de intramurale setting in staat is abstinent te blijven van alcohol en softdrugs, blijft verslavingsgedrag één van de belangrijkste risicofactoren waarop ingezet zal moeten worden. Vervolgbehandeling in een minder gestructureerde setting is daarvoor aangewezen, zodat betrokkene in verschillende situaties haar vaardigheden, zoals zelfcontrole en emotieregulatie kan inzetten en toetsen. Een succesvolle resocialisatie kan resulteren in zelfstandigheid op het gebied van wonen, werken en financiën. Betrokkene is echter ongewenst vreemdeling verklaard en dient terug te keren naar Suriname. Zij is tegen de intrekking van haar verblijfsrecht in beroep gegaan en heeft aangegeven niet te willen terugkeren naar Suriname. Zij zal dan ook niet meewerken aan repatriëring. Het behandelteam heeft daarom geen repatriëringsplan vormgegeven. Daarnaast accepteert het land van herkomst, Suriname, geen gedwongen uitzettingen. Wanneer betrokkene haar verblijfsrecht niet terugkrijgt en ongewenst vreemdeling blijft, ontstaat er een complexe situatie. Behandelinhoudelijk is zij toe aan verloven en stapsgewijs resocialiseren. Echter, zij kan vanwege haar status als ongewenst vreemdeling niet resocialiseren in Nederland. Betrokkene komt dan vast te zitten in het tbs-systeem, op een hoog beveiligingsniveau wat zij niet nodig heeft.
In een normale situatie zou inmiddels verlof zijn aangevraagd, om van daaruit toe te werken naar een resocialisatie, waarbij op zorgvuldige wijze zou worden afgeschaald in beveiligingsniveaus met steeds verdere uitbreiding van verloven. Echter, bij betrokkene is er nog geen duidelijkheid wat betreft haar beroepszitting rondom het verblijfsrecht.
Gezien de complexe situatie adviseert de kliniek de tbs-maatregel te verlengen met één jaar.
Ter zitting heeft de deskundige [Naam 3] daaraan nog het volgende toegevoegd. De verlofaanvraag is inmiddels verzonden, maar die ziet nu nog alleen op begeleid verlof. Verder uitbreiden van de verlofmogelijkheden is op dit moment heel ingewikkeld. De kliniek wil een zorgbijeenkomst plannen om te bekijken hoe voor betrokkene een zo goed mogelijk traject opgezet kan worden. Zij moet kunnen oefenen in een minder gestructureerde omgeving. Daar is een verlofmogelijkheid zonder begeleiding voor nodig. Voor het behandelteam is een voorwaardelijk beëindigen van de TBS geen optie. Bij beëindiging van de maatregel heeft betrokkene geen status, geen woning, geen huur- of zorgtoeslag of zorgverzekering. Dan komt zij in de illegaliteit terecht.
Psycholoog [Naam 2] heeft in zijn rapport geconcludeerd dat er geen stoornis meer is en dat het recidiverisico klein tot zeer klein is. De psycholoog ziet geen gronden om te adviseren om de TBS te verlengen en adviseert primair om de TBS onvoorwaardelijk te beëindigen wegens gebrek aan een stoornis en een laag recidiverisico. Indien dit niet mogelijk is, is het subsidiaire advies om de TBS met één jaar te verlengen en het bevel tot verpleging voorwaardelijk te beëindigen.
Ter zitting heeft psycholoog [Naam 2] daaraan toegevoegd dat hij niet de conclusie van de kliniek, dat er nog steeds een persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken aanwezig is, onderschrijft. Sterker nog, hij vindt dat verschillende bevindingen haaks staan op die conclusie. Als betrokkene niet een ongewenste vreemdeling was, zou zij inmiddels allang transmuraal verlof hebben verkregen en was wellicht zelfs de voorwaardelijke beëindiging al in beeld. Vanuit zorgoogpunt zou een traject met een korte klinische FPA-opname voor praktische zaken en daarna eventueel een ambulante begeleiding in de rede liggen. Dat kan volgens de psycholoog in theorie bij een voorwaardelijke beëindiging van de TBS gerealiseerd worden.
Psychiater [Naam 1] heeft in zijn rapport evenals psycholoog [Naam 2] geconcludeerd dat geen sprake meer is van een persoonlijkheidsstoornis. De problemen in het functioneren die betrokkene toonde zijn volledig toe te schrijven aan de gevolgen van de PTSS en het alcoholgebruik. Nu deze stoornissen in remissie zijn voldoet betrokkenes functioneren niet aan de algemene criteria van een persoonlijkheidsstoornis. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat. Geadviseerd wordt om de TBS met één jaar te verlengen, met dien verstande dat aanbevolen wordt om begeleid verlof aan te vragen en om een zorgconferentie te organiseren om te bepalen welke route gevolgd kan worden. Of de route van transmuraal verlof of de route van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. Ter zitting heeft psychiater [Naam 1] toegevoegd dat een traject via een plaatsing in een FPA naar begeleid wonen voor betrokkene voor wat betreft zorg optimaal zou zijn.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de TBS-maatregel met één jaar verlengd moet worden. Hij baseert zich daarbij met name op het rapport van de kliniek. De stappen moeten doorlopen worden. Dat betekent dat eerst het verloftraject in gang gezet moet worden. De kliniek moet alles op alles zetten om toe te werken naar de voorwaardelijke beëindiging, zodat bij de volgende behandeling anders naar de zaak gekeken kan worden, aldus de officier van justitie.
Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat het redelijk goed met haar gaat. Zij heeft wel last van lichamelijk ongemak. Ook heeft zij het gevoel dat zij stil staat in haar behandeling. Zij heeft veel geleerd van de behandelingen. De zaak over haar verblijfsstatus in Nederland ligt nu bij de Raad van State. Het liefst blijft betrokkene in Nederland. Zowel haar dochter als haar moeder verblijven ook in Nederland. Zij wil niet naar Suriname. Het liefst ziet zij dat de TBS voorwaardelijk beëindigd wordt en dat er vervolgstappen gezet worden naar een andere kliniek met een ander beveiligingsniveau.
De verdediging heeft betoogd dat de psycholoog en de psychiater hebben geconcludeerd dat er geen sprake meer is van een persoonlijkheidsstoornis. Bovendien wordt het recidiverisico als laag geschat. Hiermee kan vastgesteld worden dat niet langer voldaan wordt aan de vereisten voor een verlenging van de TBS. De kliniek heeft een andere visie, maar door de verdediging wordt verzocht de conclusies van de deskundigen over te nemen. Nu een onvoorwaardelijke beëindiging niet mogelijk is, moet gekeken worden naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel. Door de onzekerheid over de verblijfsprocedure is echter een patstelling ontstaan, die van invloed is op het resocialisatietraject. In de vorige beslissing is dit al opgemerkt en is overwogen dat van de kliniek mag worden verwacht dat toch naar mogelijkheden wordt gezocht om aan de resocialisatie van betrokkene te werken. Helaas moet nu geconstateerd worden dat hierin nog weinig stappen zijn gezet. Pas recent is er verlof aangevraagd. Ook zou een zorgconferentie wenselijk zijn, maar de kliniek maakt dit afhankelijk van wat in deze verlengingszaak wordt bepaald. Daarmee is weer kostbare tijd verloren gegaan.
De verdediging verwijst naar de uitspraak van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2019:4392), waaruit blijkt dat het mogelijk is om de verpleging van overheidswege van een ongewenst verklaarde terbeschikkinggestelde voorwaardelijk te beëindigen.
Primair wordt verzocht de verpleging van overheidswege te beëindigen onder de voorwaarden dat betrokkene meewerkt aan ambulante hulpverlening en dat zij meewerkt aan de controle op middelengebruik. Subsidiair wordt verzocht om de zaak aan te houden voor de duur van drie maanden, in welke periode de reclassering onderzoekt wat de mogelijkheden zijn van een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel.
De rechtbank stelt op grond van het vorenstaande vast dat gelet op de verblijfsrechtelijke status van betrokkene, een impasse is ontstaan voor wat betreft haar resocialisatie. Weliswaar is nu een aanvraag gedaan voor begeleid verlof, maar uit de rapportage en toelichtingen van de deskundigen, blijkt dat betrokkene inmiddels verder in het resocialisatietraject had kunnen zitten. De rechtbank heeft begrip voor de positie waarin de kliniek zit, maar de impasse moet doorbroken worden. De rechtbank gaat uit van de conclusies en adviezen van de deskundigen [Naam 2] en [Naam 1] . Er is op dit moment geen sprake van een stoornis en bovendien wordt het recidiverisico als laag ingeschat.
De rechtbank is van oordeel dat op grond hiervan een voorwaardelijke beëindiging van de TBS recht zou doen aan de situatie. De rechtbank acht zich op dit moment echter onvoldoende voorgelicht om voorwaarden te formuleren die deze voorwaardelijke beëindiging vorm zouden moeten geven. Om die reden wordt de reclassering verzocht om vóór de volgende zitting een rapport uit te brengen over mogelijke voorwaarden voor een voorwaardelijke beëindiging van de TBS-maatregel. Daarbij verzoekt de rechtbank de mogelijkheid te onderzoeken dat een verplichte terugkeer naar het land van herkomst niet als voorwaarde wordt opgenomen, zoals door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in eerdergenoemde uitspraak is overwogen.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het onderzoek heropenen, het onderzoek voor onbepaalde tijd schorsen en ieder verdere beslissing aanhouden.
De stukken worden in handen gesteld van de officier van justitie, met het verzoek om zorg te dragen voor een tijdige rapportage door de reclassering als voormeld.
Gezien haar opstelling ter zitting en haar wens tot voorwaardelijke beëindiging van de TBS, verwacht de rechtbank dat betrokkene haar medewerking hieraan zal verlenen.

4.De beslissing

De rechtbank
- heropent en schorst het onderzoek en beveelt dat het onderzoek ter terechtzitting op een nader te bepalen datum zal worden hervat, binnen een periode van drie maanden na heden;
- beveelt de oproeping van betrokkene, haar raadsvrouw, deskundige [Naam 3] (verbonden aan de TBS-kliniek CTP Veldzicht) en de rapporteur van Reclassering Nederland tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter zitting zal worden hervat;
- stelt de stukken in handen van de officier van justitie, opdat deze zorgdraagt voor het tijdig laten opmaken van de rapportage door de reclassering;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze tussenbeslissing is gegeven door mr. J.P.E. Mullers, voorzitter, mr. J. Bergen en mr. A.B. Scheltema Beduin, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.R. Tafazzul en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 maart 2022.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.