ECLI:NL:RBZWB:2022:3272

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 22_822
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tozo-uitkering en de behandeling van aanvragen door het college van burgemeester en wethouders

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een zelfstandig ondernemer met een horecazaak, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De eiser had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo 5) voor de periode van 1 augustus 2021 tot en met 30 september 2021. Het college heeft echter besloten deze aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat de eiser niet op afspraken is verschenen en de gevraagde aanvullende gegevens niet heeft ingeleverd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de eiser op de hoogte heeft gesteld van de gevolgen van het niet tijdig indienen van de gevraagde gegevens. De eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij de brieven van het college niet heeft ontvangen, maar de rechtbank oordeelt dat het college aan zijn zorgplicht heeft voldaan. De rechtbank heeft ook overwogen dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij de brieven niet heeft ontvangen, aangezien PostNL heeft bevestigd dat de brieven zijn aangeboden.

De rechtbank concludeert dat het college bevoegd was om de aanvraag van de eiser niet in behandeling te nemen en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/822 TOZO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juni 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [woonplaats 1] , eiser

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 20 oktober 2021 (primair besluit) heeft het college besloten de aanvraag van eiser voor een uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo 5) niet in behandeling te nemen.
In het besluit van 30 december 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 1 juni 2022.
Hierbij waren aanwezig eiser en namens het college mr. L.M.W. Reijrink.

Overwegingen

1.
Feiten.
Eiser is zelfstandig ondernemer en heeft een horecazaak in [vestigingsplaats] . Op 30 september 2021 heeft eiser bij het college een (verlengde) uitkering voor levensonderhoud aangevraagd voor de periode van 1 augustus 2021 tot en met 30 september 2021 (Tozo 5).
Bij aangetekende brief van 5 oktober 2021 heeft het college eiser uitgenodigd voor een gesprek over zijn aanvraag en heeft daarbij eiser verzocht aanvullende gegevens in te leveren, namelijk kopieën van zijn bankrekeningen (zakelijk en privé) van 1 juli 2021 tot heden alsmede de verlies- en winstrekening van juli, augustus en september 2021 met daarbij een verklaring van eiser waarom hij nu nog getroffen is door de coronacrisis. In deze brief staat vermeld dat als eiser niet aanwezig is bij deze afspraak en/of de gevraagde gegevens niet tijdig inlevert, dit gevolgen heeft voor de aanvraag, dat de aanvraag kan worden afgewezen en dat er een boete kan worden opgelegd. Eiser is, zonder berichtgeving, niet op de afspraak verschenen. Bij aangetekende brief van 12 oktober 2021 heeft het college eiser daarom opnieuw uitgenodigd en wel voor een gesprek op 19 oktober 2021 en hem verzocht de eerder gevraagde gegevens mee te nemen naar het gesprek. Daarbij heeft het college eiser nogmaals gewezen op de gevolgen als eiser niet aanwezig is bij de afspraak en/of de gevraagde gegevens niet inlevert. Eiser is, zonder berichtgeving, niet op de afspraak verschenen. Evenmin heeft hij de gevraagde gegevens ingeleverd.
Vervolgens heeft het college het primaire besluit genomen.
2.
Het geschil.
In geschil is of het college terecht de aanvraag van eiser om een Tozo-uitkering niet in behandeling heeft genomen.
3.
Standpunt van eiser.
Eiser voert in beroep aan dat hij de brieven van 5 oktober 2021 en van 12 oktober 2021 niet heeft ontvangen. Eiser wijst erop dat hij in de bezwaarprocedure de gevraagde stukken alsnog heeft ingeleverd. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij recht heeft op een voorschot op de Tozo-uitkering. Hij heeft van de gemeente Amsterdam eerder wel een Tozo-uitkering ontvangen (Tozo 1 tot en met Tozo 4). Na verhuizing naar [woonplaats 2] heeft hij aanvankelijk verlenging van de Tozo regeling aangevraagd, maar moest in [woonplaats 2] een geheel nieuwe aanvraag indienen.
4.
Wettelijk kader.
In artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
5.
Beoordeling van de rechtbank.
Er wordt pas toepassing gegeven aan artikel 4:5 van de Awb nadat is meegedeeld welke consequenties aan het niet tijdig indienen van de aanvullende gegevens zijn verbonden. De in het kader van een aanvraagprocedure door het bestuursorgaan op grond van artikel 3:2 van de Awb in acht te nemen zorgvuldigheid brengt immers mee dat het bestuursorgaan, dat de indiener van een aanvraag een als fataal bedoelde termijn stelt om een geconstateerd verzuim te herstellen, daarbij aangeeft dat bij het overschrijden van die termijn de kans bestaat dat de aanvraag wordt afgewezen (lees: buiten behandeling wordt gesteld).
De rechtbank stelt vast dat het college aan deze voorwaarden heeft voldaan. In de aangetekend verzonden brieven van 5 oktober 2021 en van 12 oktober 2021 heeft het college eiser erop gewezen dat als hij niet op de afspraak verschijnt en/of de gevraagde gegevens niet inlevert, dit gevolgen heeft voor de aanvraag van zijn uitkering. In deze brief is ook een telefoonnummer vermeld dat eiser kan bellen als hij vragen heeft. Eiser heeft niets van zich laten horen. Hij is noch op 12 oktober 2021 noch op 19 oktober 2021 verschenen, heeft geen gegevens ingeleverd en heeft niet verzocht om uitstel van de inlevertermijn.
Eiser voert in beroep aan dat hij de brieven van 5 oktober 2021 en van 12 oktober 2021 niet heeft ontvangen en in de bezwaarprocedure de gevraagde stukken alsnog heeft ingeleverd.
Volgens vaste rechtspraak dient, indien een poststuk aangetekend is verzonden en de belanghebbende de ontvangst ervan ontkent, onderzocht te worden of het stuk door PostNL op regelmatige wijze aan het adres van de belanghebbende is aangeboden. Wanneer PostNL een afhaalbericht achterlaat, komt het niet ophalen van dat stuk bij het kantoor van PostNL voor rekening en risico van de belanghebbende. Stelt de belanghebbende geen afhaalbericht te hebben ontvangen, dan ligt het op zijn weg feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht is achtergelaten. De rechtbank wijst op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 19 september 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX7658.
Het college heeft twee keer een aangetekende brief aan eiser gezonden naar het door hem opgegeven adres, [adres 1] in [woonplaats 2] . Het college heeft bij PostNL geverifieerd of de brieven op eisers adres zijn aangeboden. PostNL heeft bevestigd dat de brieven zijn aangeboden met achterlating van een kennisgeving waar de brieven konden worden opgehaald. In beide gevallen was dit [naam postcentrum] , [adres 2] in [woonplaats 2] . Dit blijkt ook uit de door PostNL overgelegde Track en Trace code. Het niet ophalen van de brieven bij het Postcentrum van PostNL komt dan ook voor rekening en risico van eiser.
Eisers enkele ontkenning dat hij de brieven en de afhaalbewijzen niet heeft ontvangen, is onvoldoende om hiervan af te wijken.
De pas tijdens de bezwaarprocedure ingeleverde gegevens kunnen bij de beoordeling niet meer worden meegenomen omdat de door het college gestelde hersteltermijn al was verstreken op 19 oktober 2021. Bovendien is gebleken dat deze gegevens niet compleet zijn omdat de gevraagde winst- en verliesrekening nog ontbreekt.
Uit het voorgaande volgt dat het college bevoegd was eisers aanvraag niet in behandeling te nemen. Wat eiser heeft aangevoerd is geen aanleiding te oordelen dat het college niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 15 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.